XXIV.
Lucius Septimius Severus Pertinax.
Severus, die zich zelve op den troon zette, toen Juliaan het rijk van d'oproerige soldaaten gekoft, en Niger van de Raad voor Keizer verklaard was, is op den 8 April, in 't 898 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 146 jaar na Christus geboorte te Leptis, een stad in Afrika, gebooren. Zie Spartianus.
Hy nam zelve den Bynaam van Pertinax aan, toen hy besloot Niger voor te komen, en Julianus van den troon te stooten, dewijl hy wist hoe zeer de vermoorde Keizer Pertinax van 't heir in Slavonie bemind was, wiens dood hy voorgaf te zullen wreeken, om dus de gunst van 't krijgsvolk te winnen. Voorts was hy een man wakker in zaken uit te voeren; gewoon een ruw en hard leven te leiden; kloek in iets te bedenken, en vaardig in 't bedachte werkstellig te maaken: ook wist hy zijn zaken met loosheid te beleggen, en kon alles wat hy wilde veinzen en ontveinzen, waar door hy bekwaam was alles voor zich te verrichten, wat hem nodigst en voordeeligst was, gelijk Herodianus in zijn 2 B. getuigt.
Zijn Vader was Markus Geta, een Roomsch Ridder. Zijn Moeder, Fulvia Pia. Zijn 1. Vrouw, Martia; de dochter van Bassianus, waar by hy, gelijk zommige, doch verkeert, willen, Bassianus, na hem Keizer, zou gewonnen hebben; want de geloofwaardigste schrijvers getuigen, dat hy nooit kinderen by haar teelde. Zijn 11. Vrouw, julia Domna; de zuster van Julia Mesa, die Elagabalus van zijn godloos leven zocht af te trekken, en van haar Neef, de Keizer Alexander, vergood is. By deze Julia won hy 2 zoonen en 2 dochteren als, Karakalla en Geta, na hem Keizers, Martia Septimia, aan Prodius, en noch een dochter, aan Etius getrouwt. Niet alleen was zy door veelvoudige overspeelen vermaard, en schuldig aan een zamenzweering tegen haar man; maar zy trouwde zelfs na zijn dood met haar oudste zoon Karakalla: ja zy was oorzaak, dat haar zoon en man zijn broeder Geta in haar armen van 't leven beroofde. Eindelijk heeft zy zich zelve, toen Makrinus haar zoon en man Karakalla door een geleende hand vermoord, en haar zijn assche toegezonden had, binnen Antiochien uit mistroostiheid vermoord, gelijk Herodianus en Dio getuigen; doch Eutropius', Spartianus, Orosius en Viktor zeggen, (echter met weinig geloof) dat zy de stiefmoeder van Karakalla zou geweest zijn.
a. Op wat wijze Severus Keizer Julianus van den troon gebonst, en Keizer Niger by Issus overwonnen en gedood heeft, heb ik in 't beschrijven van die twee Keizers getoont; van de de derde zal ik op het volgende blad spreeken. Na dat hy dan zijn zoonen Keizers en deelgenooten van 't rijk verklaart had, rukte hy zijn oorlogsmachten tegen Barsemius, Koning der Atreenen, om dat hy Niger begunstigt had. En willende op Armenien invallen, wierd hy van de Koning der Armeniers door bidden en giften voorgekomen. Van hier toog hy door Atrenen naer Abgarus, Koning der Osroënen, die zich gewillig onder zijn macht stelde, zijn kinderen tot gyzelaars gaf, en hem zijn boogschutters toezond. Van hier liep hy door Mezopotamien, Adiabenen, tot in 't gelukkig Arabien toe; doch voor de stad Atre stiet hy 't hooft, dewijl hy, na alle listen en krachten in 't werk gesteld te hebben, daar voor moest opbreeken. Hy hier op met zijn heir mistroostig te scheep gaande, wierd door een sterke stroom en steigerende baaren aan 't land der Parthen gevoerd, niet verre van Ktesifon, waar binnen den Koning Artabanus en zijn hof was: dit onverwacht geluk veroorzaakte in hem geen kleine vreugd. Terstond rukte hy zijn machten derwaarts, bestormt de stad, komt'er binnen, en offert haar, na dat hy alle de schatten gerooft had, aan den vlam op; niemand wierd gespaart, alleen Artabanus, met weinig ruiters ontkwamen het. Na dezen heerelijken zege keerde hy weer naer Rome om de zegepraal te ontfangen. Zijn Wapentronk over de Parthen kan men zien op een penning in 't Muntkabinet van Dr. Lud.
Smids. Na wat rust te Rome gehad te hebben, wierden de Britten oproerig; des hy, gratig naer eer zijnde, daar na toe rukte, op welke tocht hem zijn zoon Karakalla verzelde, dewijl hy om zijn ouderdom meest in een draagzetel moest gevoerd worden; doch de Britten, door zijn schielijke overtocht verzet, zonden gezanten uit om van vreede te handelen; doch wierden onverrichter zaken weg gezonden. Echter kon hy die oorlog niet voleinden, dewijl hy door een zware ziekte aangetast wierd, die hem, niet zonder toedoen van Karakalla, op den 4 February in 't 211 jaar na Christus geboorte wegrukte, na dat hy byna 65 jaar geleeft, en 17 jaaren, 8 maanden, en 20 dagen geregeert had. Zie Herodianus 3 B.
Zijn Brittische verwinningen vertoonen ook de gedenkpenningen, waar op men of gevangenen onder een wapentronk ziet zitten, of een schrijvend verwinningbeeld, of wel den verwinnaar zelf op een zegewagen, geteekend: Vict. Brit. Verwinning der Britten.