XXII.
Markus Didius Severus Julianus.
Julianus, die na de moord van Keizer Pertinax van de soldaaten het rijk en de Keizerljke waardigheid voor geld koft, is op den 26 Mey in 't 885 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 133 jaar na Christus geboorte te Milanen gebooren.
Zijn Vader was Petronius Didius Severus, de zoon van Salvius Julianus, naer wien hy de naam van Julianus droeg. Zijn Moeder, Klara Emilia; een schoone, en zeedige vrouw. Zijn Vrouw, Manlia Scantilla; een leelijk en staatzuchtig wijf, die haar man den koop van 't rijk, gelijk Herodianus 2 B. 6 H getuigt, aanried, en telkens onder weeg aanporde 't voorgeworpene gebied t'aanvaarden, hem inboezemende, dat die de meeste schijven had, door rijkelijk te geven, voor alle gaan zoude, al mochten schoon zommige zwarigheid maaken: doch Spartianus zeit, dat zy, voorziende zijn wissen ondergang, Julianus het Keizersampt te koopen afgeraaden heeft: 't geen by de meeste geleerden niet aangenoomen word. Zijn Dochter, Didia Klara; getrouwt aan Kornelius Repentinus, die d'eernaam van Augusta na de dood van haar Vader, nevens het huwlijksgoed door Severus afgenoomen wierd, en niets dan de vaderlijke goederen behiel.
a. Eer hy het Keizerrijk van de soldaaten kocht was hy Bouwmeester te Rome geweest, daar na Schout; daar na Veldoverste over tweëntwintig Duitsche Legioenen, met wien hy de volkeren, ontrent de Elbe woonende, overwonnen heeft, kort daar na wierd hy Stadhouder in Bithynien en Dalmatien, en eindelijk met Pertinax Burgermeester van Rome.
b. Na dat het oproer, door de moord van Pertinax veroorzaakt, onder 't volk wat gestild was, stelden de oproerige soldaaten een der luitruchtigste onder hen op de wal, die met een luide stem riep: dat zy 't Keizerrijk zouden leveren aan den geenen, die hen het meeste geld daar voor wou belooven. Niemand kwam op deze afkondiginge by de muur; doch nauwelijks wierd dit aan de staatzuchtige vrouw van Julianus bekent gemaakt, of zy heeft haar man, met haar dartele dochter Didia, van tafel afgetrokken (want hy zat op dien tijd en at, wanneer dit geroep voorviel) om met de soldaaten, de verkopers van 't Keizerrijk, te handelen. Aan de muur gekomen zijnde, riep hy hen toe, alles wat zy eischten te willen geven, zeggende veel schatten van gout en zilver te bezitten. Zy hier door bekoort, weezen den Burgermeester Sulpitianus Flavius af, die ook om de Heerschappy te kopen gekomen was, om dat hy Pertinax vrouws Vader was, en beducht waaren, dat hy, Keizer geworden zijnde, den moord van zijn schoonzoon zou wreeken, en haalden Julianus op de muur, die terstond van hen voor Keizer gegroet, en den bynaam van Kommodus gegeven wierd, Nu kon Scantilla het zoet van 't heerschen proeven, want schoon de Raad het verfoeielijk stuk van haar man vloekte, wierd haar echter, met haar dochter, den naam van Augusta gegeven. Ieder wrokte ondertusschen op Julianus, dewijl hy zich aanstonds, na 't aanvaarden van 't Keizerrijk, aan wellust en dronkenschap over gaf: ook bezat hy zo veel schatten niet als hy het krijgsvolk belooft had; die daar door t'onvreden, hem niet ontzagen, zelfs openbaar in de Renbaan, te lasteren. De Raad dit ziende, nam hun slag waar, en ontbood Niger uit Syrien naer Rome, hem de Keizerlijke waardigheid
aanbiedende, die hier over verheugd, zich met zijn troepen op reis begaf, doch t'Antiochien zich aan de Feestspeelen vergaapte. Terwijl hy hier zich ophield, kreeg Severus, Overste van alle de Hungaren, daar in Slavonie de lucht af, die de stand des rijks vernoomen hebbende, deze gelegentheid oordeelde niet te moeten verwaareloozen. Hy zijn krijgsmachten overzien, zijn soldaaten ondertast, en de Landvoogden van Slavonien op zijn zy gekregen hebbende, rukt hier op met zijn leger naer Rome, en hield zich nergens stil. In weinig tijd had hy Hungaryen doorloopen, zo dat de steeden van Italien op zijn komst beefden, en, in plaats van tegenstand te bieden, hem met Lauwertakken te gemoed gingen, en met open poorten ontfingen. Niet weinig stond de Raad op deze maar verzet, dewijl de wakkerheid van Severus, en het lang sukkelen van Niger hen bewust was. Niet minder was Juliaan verlegen; dewijl hy zich op de soldaaten, die hy bedroogen had, niet vertrouwen dorst; doch toen Severus nakende was, wierd hy wanhopig, deed den Raad vergaderen, en bood met brieven Severus Keizer te verklaren, en in gemeenschap des rijks aan te neemen; doch de Raad de stand der zaken inziende, besloten Severus voor Keizer te verklaaren, en Juliaan te dooden, 't geen aanstonds uitgevoerd wierd. Dus is hy, schandelijk biddende, op den 2 Juny van 't 193 jaar na Christus geboorte, van elk verlaten, in het paleis gedood, na dat hy ruim 60 jaaren geleeft, en 2 maanden en 5 dagen geregeert had: waar na zijn lijk door Severus aan Scantilla ter hand gesteld wierd, om daar de laatste eer aan te doen. Zie Herodianus 2 B. Spartianus. De
penningen van Julianus zijn by de Verzamelaars van hooge waarde, voornamentlijk in koper van de twede slag. Eene dient tot oogmerk van ons verhaal, arngaande zijn weinig vertrouwen op de soldaten; vertoonende een vrouw, met een krijgsteken in ieder hand, getekent Concordia Militum, der soldaten eendracht.