XX.
Markus Aurelius Antoninus Kommodus.
Kommodus, de vierde der Antonijnen, na de dood van zijn Vader Keizer Markus Aurelius tot Keizer verheven, is op den 31 Augustus in 't 914 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 162 jaar na Christus geboorte te Rome gebooren. Hy was d'eerste onder de Keizers van Keizerlijke geboorte, waar op hy in zijn eerste aanspraak aan de soldaten in Hungarye op roemde, zeggende: 't Geluk heeft my na hem (Markus) u tot een Vorst gemaakt, niet zijnde een vreemde aankomeling, gelijk voor my zijn geweest, noch braveerende op een verkregene Heerschappy, maar alleen by u in 't hof gebooren. Geen onedele wieg heeft my omvat, maar zo haast als ik uit den buik voortgekomen ben, heeft het Vorstelijke purper my omhelst, en de zon heeft my te gelijk gezien mensch en Vorst. Zie Herodianus in zijn 1 B. 5 H.
Zijn Vader was Keizer Markus Aurelius, hier voor beschreven; doch wat de geleerde daar van gevoelt hebben, en ik daar van geloof, zal ik hier na toonen. Zijn Moeder, Galeria Faustina; een geile, dartele en oproerige Keizerin; want zy poogde het rijk aan haar pol Avidius Kassius te brengen, toen de gezontheid van haar man eenigzins begon te bezwijken: echter heeft haar Markus vergood, en op haar penning laten zetten; Diva Faustina Pia Sideribus Recepta, de vergoode Faustina, de deugdzame, in het gesternte geplaatst. Zijn I. Zuster, Fadilla; die hem het oproer te Rome, ontstaan uit een haat op Kleander, bekent maakte, terwijl hy zich uit vreeze voor de pest, naar het lauwrierrijke Laurentum begeven had. Zijn II. Zuster, Lucilla; getrouwt aan Keizer Lucius Verus, en na zijn dood aan eenen Pompejanus. Zijn Vrouw, Krispina; de dochter van Brutius Presens: een deugdzaame en geen geile Keizerinne (gelijk zommige willen) die uit haat van Lucilla, de zuster van Kommodus, valschelijk van overspel, en van een aanslag op haar mans leven beschuldigd wierd, waarom zy naer Kapreën gebannen, en daar na gedood wierd. De haat van Lucilla sproot hier uit: zy haar alle eerbewijzingen der Keizerinnen, die zy tot noch toe had genooten, door Kommodus ontnomen ziende, die de zelve aan Krispina gaf, verwekte dit zulk een haat in haar, dat zy die kuische vrou by den
Keizer beschuldigde. Zijn Byzit, Martia; door wiens toedoen hy eindelijk vermoord, en Pertinax tot Keizer verheven wierd; die zy daar na met Letus weder van den troon stiet; doch zy is eindelijk door Keizer Julianus, in zijn uiterste benauwtheid met Letus vermoord. Zie Herodianus, Eutropius, Kapit.
a. De naamen die dat schrik dier zich toeëigende waren deze: Augustus, de Grootste; de Goedertierne; de Gelukkige; de Amasonische; de onverwinnelijke; de Eeuwige; de Vredemaker; de Deugdzaame; de Aldersterkste, Herkules; Opperpriester; Bedwinger van de Sarmaaten, Duitschers en Britten; de voornaamste strijder onder de zwaardeschermers, die alleen met zijn slinkerhand ontrent de twalef duizend menschen heeft omgebracht, &c. Den naam van Gelukkige, die hy 't eerste van al de Keizers gevoerd heeft, nam hy aan, na dat Perennius van de soldaten was vernield: die van Herkules, na dat hy te Lanuvium, in het perk, verscheide beesten had omgebracht. Niet alleen vernoegde hy zich niet met hemzelven die namen te geven, en op zijn penningen te zetten, als mede het gewaad van Herkules, maar hy verwierp de Vorstelijke kleederen, en trok een leeuwenhuid om zijn lenden, en vertoonde zich dus, dragende een knodze in de hand, den volke. Zie Herodianus. 1 B. 14 H. Dio, Suidas.
b. Het gemeen gevoelen der schrijvers is, dat niet Keizer Markus Aurelius, maar Avidius Kassius de vader van Kommodus geweest is, dewijl zijn Moeder Faustina zich meer met hem dan de Keizer vermengde, en dat hy in aard niet Markus maar Kassius zeer gelijk was; doch ik geloof, dat noch Markus, noch Kassius zijn vader geweest is, dewijl zijn Moeder zich dagelijks op de scheepstimmerwerven van Kajeta, met het scheepsvolk vermengde: ja dat zy zelfs niet geweeten heeft wien zijn Vader was.
c. Nauwelijks was hy Keizer geworden, of hy kocht den vreede van de Duitschers, en trok naer Rome, daar hy zich in alle wellusten baadde. Daar na wierd hy bloeddorstiger dan Nero; want na dat hy zijn vrouw Krispina, en zijn naaste bloedvrienden had laaten vermoorden, besloot hy de gantsche Raad uit te roejen, niemand verschoonende. De Burgermeesters bande hy uit Rome, en stelde in hun plaats de snoodste boeven. Daar na verkrachtte hy de Vestaalsche nonnen, en besmette zich met schandjongens. Hy nam de Raadsheeren hun vrouwen af, en schond ze in hun byzijn. Alle rijkszorgen wierp hy van zich af, en lei die op de schouderen van Perennius, waar op zijn hof een enkel hoerhuis wierd. Eindelijk wierd hy door zijn byzit Marcia, met eenen Letus zamenspannende, vergeven; doch hy het vergif uitbrakende, en zy bekommert voor haar leven, heeft zy hem, terwijl hy met de dood worstelde, door een sterke worstelaar, Narcissus genoemt, op den 31 December in 't 193 jaar na Christus geboorte laten verworgen, zijnde in zijn 31 jaar, na dat hy 12 jaaren, 9 maanden, en 14 dagen geregeert had, Zie Herodianus, Viktor, Eutropius.