XVI.
Lucius Elius Verus.
Elius, van Keizer Hadrianus tot zoon aangenoomen, is te Rome gebooren; doch op wat dag, of in wat jaar melden geen schrijvers.
Eer hy tot deze waardigheid kwam, wierd hy Lucius Aurelius Cejonius Kommodus Verus genoemt; maar van Keizer Adrianus tot het geslacht der Elien overgenoomen, wierd hy Lucius Elius Verus geheeten. Zie Spartianus.
Zijn Vader was Cejonius Kommodus, van zommige Verus, van zommige Lucius Aurelius, en van andere Annius genoemt; een van de voornaamste edelen van Rome, die zijn afkomst uit Etruria, of uit Faventia rekende. Zijn Moeder word niet genoemt. Zijn Vrouw, Lucilla; wier deugden of ondeugden van geen schrijvers beschreven worden. Zijn Zoon, Lucius Aurelius Antoninus Verus, naderhand door toedoen van Keizer Hadrianus tot Keizer verheven; want Hadrianus nam, na de dood van Elius, tot zoon Antoninus Pius aan, op voorwaarde, dat hy Markus Aurelius en Verus tot zoonen zou aannemen, en dat Markus zijn dochter aan Verus zou geven, welke uiterste wille van Hadrianus doorluchtig van Antoninus en Markus nagekomen is, gelijk Spartianus getuigt.
a. Hy is d'eerste die ons op de penningen met de Nanaam van Caesar ontmoet, betekenende zo veel als eene tot de Heerschappy gevoorschikt; anders met een zeer gemeene naam Princeps Juventutis, Vorst der Jeugt genoemt, gelijk op een penning van Augustus blijkt, waar op Kajus en Lucius, aangenoome zoonen van Augustus, uit zijn dochter Julia gebooren, dus genoemt worden. Dit is ook de reden dat men hem zonder lauwerkroon afgebeeld ziet; want hy mocht den lauwerkroon op zijn hairen niet ontfangen, voor 'er de naam van Augustus bykwam. Het woord Cesar, by meest alle de schrijvers voor Opperste Gebieder, Heer, of Keizer genoomen, is een eigen Toenaam van 't Roomsche Stamhuis Julia, eerst aangenoomen by Sextus Julius, een van Cesars voorvaders, na dat hy ten tijde van den tweden Afrikaanschen oorlog, welke in het 534 jaar der stad Rome geviel, entrent 170 jaaren voor den Farsalischen veldslag tusschen Cesar en Pompejus, een Olifant, van de Afrikanen Cesar genoemt, in den strijd gedood had; 't geen verscheide van Cesars penningen bevestigen, waar op hy by zijn leeven nooit Julius Caesar, maar alleen Caesar genoemt word, en na zijn dood nooit Divus Caesar, maar alleen Divus Julius, de vergoode Julius, om dat de naam van Cesar voor de levende overgelaten wierd. Die nu naderhand de zelve naam aannamen, was het hun plicht op de onderscheidentheid wel te letten, en dus zijn de Roomsche
Keizers naer Julius Cesar, Cesares genoemt.
b. Aanmerkenswaardig zijn deze woorden van Spartianus: Ceionius Commodus, qui & AElius Verus appellatus est, quem sibi Hadrianus aevo ingravescente morbis tristioribus pressus, peragrato jam orbe terrarum, adoptavit, nihil habet in sua vita memorabile, nisi quod primus tantum Caesar est appellatus, dat is: Ceionius Kommodus, die ook Elius Verus genoemt is, die zich Hadrianus, nu out werdende, door droevige ziektens geperst, en de wereld doorkruist hebbende, aangenoomen heeft, heeft niets gedenkwaardig in zijn leven, als dat hy d'eerste is die Cesar genoemt wierd. Na zijn aanneming wierd hy terstond Schout, en als Bevelhebber en Regent over de Pannoniers gesteld; daar na Burgermeester, en om dat hy een gevoorschikte in 't rijk was, wierd hy wederom Burgermeester verklaart. Nooit was hy gezond, waarom Hadrianus dikmaals plag te zeggen: wy hebben 't geld, tot deze verkiezing aan de soldaaten uitgedeelt, verlooren. En: Wy steunen op een muur die aller wegen uitwijkt, en, in plaats van de Gemeente te dragen, nauwelijks zich zelve kan overeind houden. Hem vloeide ook dikwils uit de mond: 'k heb my een God, en geen zoon verkooren. Geduurende zijn aanneeming was hy weinig aan 't hof, maar leefde eenzaam op een hoeve niet verre buiten Rome, zich spiegelende in de wassche beelden zijner doorluchtige voorvaderen, terwijl hy op een rustbed van Rozen en Lelien uitgestrekt lag. Hy heeft dikwils zijn lopers den vryen toom tot alle wellusten voorgestelt, aan
wien hy de naamen der winden gaf. Een ongemeene groote achting had hy voor de liefdens boeken van Ovidius, die hy altijd by hem op zijn bed had, en noemde Martialis zijn Virgilius. Dikwils klaagde hy tegen zijn Vrouw Lucilla over zijn vreemde lusten, waar na hy dus uitborst: laat my toe, dat ik door andere mijn wellusten pleeg; want huisvrouw is een naam van eer, niet van wellust. Eindelijk is hy op den eersten January in 't 130 jaar na Christus geboorte gesturven, door het inneemen van een drankje, door welkers kracht hy meende bekwaam te zijn tot het doen van een heerlijke aanspraak, na dat hy.. jaaren geleeft, en... jaaren geregeert had. Zie Spartianus. Het gedenkteken van dat hy Bevelhebber en Regent van Pannonien geweest is, ziet men op een zijner penningen by Oudaan fol. 222, waar op een staande perzoon, met een torenkrans op 't hooft, een krijgsvendel in de hand, het middellijf naakt, en voorts een kleed om 't lijf geslingert afgebeeld staat, getekent Pannonia, Pannonien.