XII.
Titus Flavius Domitianus.
Domitianus, die zijn Broeder Titus in 't rijk volgde, is op den 24 October in 't 806 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 52 jaar na Christus geboorte te Rome, ontrent het Paleis genaamt de Granaatappel, in een zeker huis, 't welk hy daar na in een Tempel ter eere van het Flavische geslacht veranderde, gebooren; in welken tijd zijn Vader tot Burgermeester verkooren was. Suetonius 12 B. 1 H.
Zijn Vader was Titus Flavius Vespasianus, de x Keizer van Rome. Zijn Moeder, Flavia Domitilla; de dochter van Flavius Liberalis. Zijn Broeder, Titus; voor hem Keizer, en door hem met vergif omgebracht. Zijn Zuster, Flavia Domitilla; die, eer haar Vader Keizer geworden was, gesturven is. Zijn Vrouw, Domitia Longina; de dochter van Domitius Korbulo, wiens edelmoedige dapperheid en gelukkige oorlogstochten, zo wel in Nederduitschland als in Armenien gedaan, van Tacitus wijdlopig beschreven worden. Deze ontweldigde hy eenen Elius Lamias, dien hy naderhand deed dooden; welke vrouw hy twee jaaren ten byslaapster gebruikte; daar na maakte hy haar Keizerinne, en won by haar een zoon, die zeer jong gesturven is. Naderhand wierd zy op een Tooneelspeelder, Paris genoemt, verlieft, met wien zy in alle dartelheid en geile hoereryen leefde, waarom zy van haar man verstooten, en haar pol gedood wierd, doch kort daar na nam hy haar weder aan, en gaf voor, dat de Raad hem daar toe verzocht had.
a. Zie wat ik van 't schenden van zijn nicht Julia in 't voorgaande blad gezeit heb.
b. Toen hy eerst tot Keizer verheven was, scheen hy zijn broeder Titus in deugden te zullen voorby streven. Hy herriep de kwaade vonnissen, die meer naer gunst dan naer recht gesprooken waren. Openbaar stelde hy de oneerelijke geldrechters ten toon: hy deed alle de lasterschriften, op voornaame mannen en vrouwen gemaakt, te niet, hy haatte hoerery en overspel, en strafte d'oneerlijke bloedschanden der Vestaalsche Maagden, op wier bedrijven zijn Vader noch Broeder geen acht genoomen hadden. Zo zeer wierd alle bloedstortinge van hem gehaat, dat hy voorgenomen heeft af te kondigen, dat geen ossen tot offerhanden, zouden geslacht worden. Mildadig toonde hy zich tegen ieder. D'aanklagers wierden van hem streng gestraft; ja hy zei dikwils: Princeps qui delatores non castigat, irritat, dat is, Een Prins, die d'aanbrengers niet straft, tergt hen tot zulks. Doch zie hoe schielijk deze deugden te gelijk vervlogen zijn, en hoe zeer de wreedheid by hem d'overhand kreeg. Hermogenes van Tarzen liet hy dooden, om dat hy een bedekte manier van spreeken in zijn Historien gebracht had, en alle de boekschrijvers, die de zelven uitgeschreven hadden, aan kruissen nagelen. Verscheide Raadsheeren, die voor deze Burgermeesters geweest waren, heeft hy gedood, waar onder zelfs de Burgermeesterlijke Stadhouder van Azië, Civika Cerialis geweest is, en Elius Lamia, hier voor gedacht, wiens vrouw hy tot zich nam, en hem doodde. Ook ging Salvius Koccejanus niet vry, om dat hy de geboorteuur van zijn Oom, de Keizer Otho, gevierd had, en Metius Pomposianus, om dat hy de geboorteuur van een Keizer had. Sallustius Lukullus, Stadhouder van Britanje, liet hy vermoorden, om dat zekere
nieugemaakte speeren naer hem genoemt wierden. Junius Rustikus moest ook dien appel proeven, om dat hy Petus Trasea en Helvidius Priskus, in een lofreden genoemt had, de alderheiligste mannen. Wat zeg ik van Flavius Sabinus, een van zijn Neven, Acilius Glabrio, en duizend anderen, benevens een onnoemelijk getal Kristenen, die hy op de gruwelijkste wijzen heeft laten om 't leven brengen? Hy wierd wreeder dan Nero, godlozer dan Kaligula, laffer dan Tiberius, en gieriger dan Galba. Toen hy zijn middelen, door het stichten van veel onnutte nieuwe gebouwen verspilt had, lei hy ieder zwaare schattingen op; doch op de Joden de alderstrengste, waar van de Kristenen ook niet vry waaren; dewijl zy zo veel als de Joden moesten geven. Aanmerkens waardig zijn Tertullianus woorden Apolog. 2. H. over hun elendige staat: Een Kristen mensch acht gy schuldig te zijn aan alle misdaden, gy houd hem voor een vyand der Goden, Keizers, wetten, zeden, ja van de geheele natuur; en 40 H. de Kristenen meenen zy oorzaak te zijn van alle gemeene zwarigheden, en ongemakken des volks. Indien de Tiber overloopt, de Nijl niet op de velden komt, de hemel tekenen geeft, de aarde beeft, of indien'er hongersnood, dierentijd of sterfte komt, strak roept men, weg met de Kristenen voor de leeuwen. Zie Suetonius en Dio, in 't leven van Domitianus. Daar na liet hy zich God de Heere noemen. In den aanvang zijner brieven aan zijn Landvoogden, schreef hy, van zich zelven
spreekende, aldus: onze Heere en onze God heeft het dus bevoolen. Eindelijk is hy op den 18 September in 't 96 jaar na Christus geboorte door eenen Stefanus in zijn paleis vermoord, na dat hy ruim 44 jaaren geleeft, en 15 jaaren en 5 dagen geregeert had. Zie Martialis, Suetonius 12 B. 17 H.