X.
Titus Flavius Vespasianus.
Vespasianus, na de dood van Vitellius door zijn dapperheid tot Keizer verheven, is op den 17 November in 't 761 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 9 jaar na Christus geboorte in het Sabynsche land, boven Riete, in een klein dorpje, Falakrine genoemt, gebooren; in welken tijd Quintus Sulpitius Kamerinus en Kajus Poppeus Sabinus Burgermeesters waren; vyf jaaren voor de dood van Augustus. Suetonius 10 B. 2 H.
Zijn Vader was Titus Flavius Sabinus; een man, die de tol van den veertigsten penning in Azie gehad heeft, alwaar de steeden hem een Beeld met dit opschrift opgerecht hebben; ΚΑΛΩ῀Σ ΤΕΛΩΝΗ´ΣΑΝΤΙ, h.e. Probo Publicano, dat is, Aan den eerelijken Tollenaar; daar na wierd hy ontfanger der schattinggelden by de Zwitzers; alwaar hy ook gesturven is. Zijn Moeder, Vespasia Polla; de dochter van Vespasius Pollo; een man van adelijken huize, die driemaal Oppermeester der soldaaten is geweest, daar na Overste, en wiens Broeder Raadsheer was. Zijn Broeder, Flavius Sabinus; die van Vitellius, na dat hy hem eerst overwonnen had, naer 't Kapitool gedreven zijnde, onder 't branden des Tempels van Jupiter, met de Flaviaansche macht verslagen is. Zijn Vrouw, Flavia Domitilla; de dochter van Flavius Liberalis, te Sabrata in Afrika gebooren, die, eer zy voor de dochter van F. Liberalis bekent wierd, een vrygemaakte slavinne geweest was, eertijds ter bewaaring aan Satilius Kapella, Roomsch Ridder, bestelt; doch naderhand voor een burgerinne van Rome verklaart, dewijl haar Vader, die haar vry maakte, binnen Ferentium gebooren was. By haar won Vespasianus twe zoonen, en een dochter; als Titus, Domitianus, beide naderhand Keizer, en Flavia Domitilla, die met haar
Moeder, eer hy Keizer was, gesturven is. Zijn Boel, Cenis; de gevryde slavinne van Antonia, die hy met een uitsteekende liefde bemind heeft; ja hy liet niet af haar te liefkoozen toen hy zelf Keizer geworden was: na wiens dood hy noch verscheide Boelinnen gehad heeft. Xifilinus, Suetonius 10 B. 1, 2 en 3 H.
a. Toen hy onder de regeering van Keizer Klaudius, door de gunst van Narcissus, als Stadhouder eens Legioens naer Duitsland gezonden was, is hy van daar overgevaaren naer Britanje, alwaar hy, twe-en-dartigmaal met de vyanden geslagen hebbende, de twe aldersterkste volkeren onder zijn geweld bracht, benevens noch twintig steeden; waar voor hy de zegepralende vercierzelen, twe Priesterschappen, en ook het Burgermeesterschap van Klaudius verkregen heeft. Tacitus, Suetonius 16 B. 4 H.
b. Zo dra hy zijn triomf over de Joden volend had, nam hy het Tuchtmeesterschap aan, en trok geen zaak hoger ter harte dan den vervallenen en wankelenden staat des rijks weder op te rechten, dewijl de soldaaten alle ongebondentheid en stoutigheid pleegden; zommige door hoogmoed van wegen hun overwinninge, andere door mismoedigheid van wegen de smaatheid hunner nederlaage; niemand als een edelmoedig Vorst verschoonende. Achaien, Lycien, Rhodus, Byzantium, Samos, Thracien, Celicien, en Komagene heeft hy haar vryheid benoomen, en tot Provincien gemaakt. In Kappadocien lei hy meer Legioenen dan te vooren tot verzekering dier landen, tegen het gestadig plonderen en invallen der Barbaaren, en stelde daar een Burgermeester tot Landvoogd, in de plaats van een Roomsch Ridder. Tacitus 4 B. Suetonius 10 B. 8 H.
c. Wanneer hy iemand moest doen straffen, deed hy zulks met een groote ontroering. Veele van 't Gerecht ter dood verweezene ontsloeg hy. In goedertierentheid ging hy alle Vorsten te boven. Van eenige zijner vrienden gewaarschouwd zijnde, dat hy 't oog op Metius Pomposianus zou houden, dewijl hy, zo ieder geloofde, was gebooren onder een gesternte, 't welk hem 't rijk verzekerde: ja dat hy ook naer 't gebied dong; maakte hy hem, in plaats van te dooden, Burgermeester, zeggende: Als hy Keizer zal geworden zijn, zal hy deze weldaat aan mijn nakomelingen vergelden. Echter heeft hy Sabinus Gallus, die zich vermetelijk had Cesar doen noemen, volgens de staatles van Tacitus; men moõt veele zaaken met wreedheid uitvoeren, op dat de overige mogen rust genieten, met de dood gestraft. Deze, overwonnen zijnde, begaf zich met zijn vrou Pepilona, van andere Epponina genoemt, in een hol onder d'aarde; alwaar hy zich negen jaaren verbergde, en won, in die onderaardsche wooning, twe zoontjes by zijn echtgenoot; doch dewijl deze moesten uitgaan om nodige behoefte te bekomen, wierden zy op 't einde des genoemden tijds ontdekt, en naer Rome gesleept: alwaar Vespasianus, die door 't geschrei van vrou noch kinderen bewogen wierd, haar alle door beuls handen liet dooden. Dio 66 B. Tacitus 4 Jaarb. 67 H.
d. Zo zeer nam hy de zaaken van 't rijk ter harte, dat hy, op zijn doodbed leggende, de Gezanten gehoor verleende; ja eer hy door een zwaare buikloop, en 't missen zijner krachten gedwongen was te leggen, sprak hy: 't Betaamt een Keizer al staande te sterven; doch hand over hand afnemende, heeft hy op den 24 Juny, in 't 79 jaar na Christus geboorte, den geest gegeven, na dat hy 69 jaaren, 1 maand, en 7 dagen geleeft, en 9 jaaren, 11 maanden, en 24 dagen geregeert had. Suetonius 10 B. 24 H.