II.
Kajus Oktavius Augustus.
Kajus Oktavius Augustus, by Cesars uiterste wille voor zijn zoon en navolger verklaart, is op den 23 September, in 't 690 jaar na de bouwinge van Rome, en in 't 62 jaar voor Christus geboorte te Rome gebooren, in welke tijd Markus Tullius Cicero en Antonius Burgermeesters waren. Suet.
Zijn Vader was Kajus Oktavius, die, na zijn Schoutschap, de regeering van Macedonien bekwam, alwaar hy, na 't dempen van Spartakus en Katilina, de Bessische en Tracische volken na een bloedigen strijd overwon; waar na hy, uit Macedonien naer Rome trekkende, schielijk gesturven is. Suet. Zijn Moeder Attia; de dochter van Markus Attius Balbus, en Julia, de zuster van Cesar; die, na de dood van Oktavius, aan eenen Markus Filippus hertrouwt is. Dion. 56 B. Zijn Zuster, Oktavia; doch uit K. Oktavius en Ancharia gebooren. Zy is eerst aan Marcellus, en daar na aan Markus Antonius, na dat die Fulvia verlooren had, getrouwt geweest. Zijn verloofde Bruid, Servilia; de dochter van Publ. Servilius Isaurikus: doch deze is nooit van hem t'huis gehaald. Zijn I. Vrouw Klaudia; de dochter van Publius Klodius en Fulvia, naderhand hertroud aan Antonius; doch dewijl Fulvia haar man Antonius geduurig tegen hem ophitste, heeft hy haar ook, zonder eens te bekennen, verlaaten. Zijn II. Vrouw, Scribonia; de dochter van Lucius Scribonius Libo, alwaar hy de dartele Julia by won, daar na aan Markus Marcellus getrouwt; om haar schandelijk leven naer 't eiland Pandataria gebannen, op welke reize haar booze en twistgierige moeder haar moest
gezelschap houden. Zijn III. Vrouw, Livia Drusilla; de dochter van Livius Drusus, en de vrouw van Tiberius Klaudius Nero; die Tiberius, namaals Keizer, by haar teelde: Deze, zeg ik, nam hy, daar ze noch zwanger by Tiberius ging, ten wijve, en zond het in de 3 maand gebooren kind, Nero Klaudius Drusus genoemt, den vader 't huis: een trotze en staatzuchtige vrou, gelijk aan veel voorbeelden is gebleeken.
a. Markus Antonius, die eer met Augustus de wereld had doen beven, verslaafde zich zo laf aan Kleopatra, Koninginne van Egipte, dat hy in 't bespiegelen van haar lonken zijn vrouw Oktavia vergat, ja trotseerde. Na dat zy de kleeding van Isis bespottelijk aengenomen had, omarmde haar die verwyfde Drieman in die van Osiris, en reed met een kroon van klimop, als een nieuwe Bacchus, door Alexandryen. Augustus met Oktavia bewogen zijnde, rukt met zijn machten naer Epieren, en overwint hem en haar in een zeeslag by Aktium; waar op Antonius zich doorsteekt, en Kleopatra, om dat ze niet levendig in triomf zou gevoerd worden, zich door een adder laat dooden. Plutarchus in Augustus en Antonius.
b. Aanmerkens waardig is het, dat niet een van Cesars moordenaars, wier getal tot in de 60 was, zijn eigen dood is gesturven. Hun huizen wierden tot den grond verwoest. Brutus, Kaska en Decius moesten zich, in hun vlucht achterhaald, met de eige degens, daar zy Cesar mee vermoord hadden, het hart doorbooren; Augustus, daar in gesterkt van Antonius, verschoonde niemand. Plutarch. Suet.
c. Met welk een dapperheid hy de Mutineesche, de Filippensische, de Perusiaansche, de Siciliaansche, de Aktiaansche oorlog ten eynde gebracht, en Egipten tot een Provincie gemaakt heeft, getuigen Plutarchus, Suetonius, Plinius, Tacitus, Dio, &c.
d. Onwaardeerlijke schatten heeft hy, gelijk Plutarchus en Suetonius getuigen, aan het krijgsvolk gegeven. De vermaarde Lipsius tekent deze onnoemelijke schat, in een Ancyraanschen steen gehouwen, aan; waar op Augustus dus spreekt: Den gemeene Romeinen heb ik hooft voor hooft 120 penningen getelt, volgens uiterste wille mijns Vaders. En voor de vijfdemaal Burgermeester, heb ik'er hen uit mijn naam, vierhonderd, uit den verkochten krijgsroof, gegeven. En wederom, in mijn tiende Burgermeesterschap, uit mijn eigen goed, tweemaal 400, tot een uitdeeling, hooft voor hooft. Wederom, voor de elfdemaal Burgermeester, heb ik, op mijn kosten, de twaalf (maandelijke) korenmeetingen, het koren byzonderlijk gekocht hebbende, uitgemeeten. En voor de twaalfde maal met wijkmeesterlijke macht, heb ik 400 penningen ten derdemaal hooft voor hooft gegeven, in welke mijne zodanige uitdeeling het getal niet min dan twehonderd en vijftig duizend menschen bedragen heeft. Voor de twaalfdemaal Burgermeester, heb ik driehonderd en twintig duizend van 't stads gemeene volk, zestig denarien hooft voor hooft gegeven. En voor de vyfdemaal Burgermeester, heb ik... en vyf.. mijner krijgsknechten, uit den verkoften roof, hooft voor hooft, duizend penningen gegeven: dit zegepraalende geschenk hebben in de Volkplantingen ontfangen ontrent honderd en twintig duizend menschen. Voor de tiendemaal Burgermeester,
heb ik 60 denarien aan het volk, dat toen het gemeene koren ontfing, gegeven; deze zijn weinig meer dan twehonderd duizend menschen geweest.
e. Kneus Kornelius Cinna de Groote, zoon van Lucius Kornelius Sulla en Pompeja, de dochter van Pompejus de Groote. Zie zijn wraakgierig toeleg op het leven van Augustus, en des Keizers goedertierentheid tegen hem by Dio 55 B. Seneka in 't 1 B. der Goedertierentheid, 9 Hooftst. Waar na hy op den 19 Augustus, in 't 14 jaar na Christus geboorte, te Nola gesturven is, in welken tijd Sextus Pompejus en Apuleus Burgermeesters waren; na dat hy 76 jaaren min 35 dagen geleeft, en 55 jaaren, te weten 12 met Markus Antonius, en 43 alleen, geregeerd had.