124 Wat voor mensen heersers in hun adviescollege moeten opnemen
Heersers moeten in hun adviescollege deugdzame, standvastige en wijze mensen van goede komaf opnemen: zij hebben gezien en gehoord wat een heerser rechtens toebehoort. Ze moeten sluwe dienaren links laten liggen: die komen uit het niets, spreken met dubbele tong, prijzen hun heer voortdurend of hij goed of slecht handelt, en hebben meer oog voor hun eigen voordeel dan voor de eer van hun heer. Dat iemand van goede komaf moet zijn, komt omdat zo iemand eerder deugdzaam is dan wie daar niet van afstamt. Het tegendeel komt wel eens voor, maar men moet keer op keer constateren dat elk kind een aardje naar zijn vaartje heeft, zoals Aristoteles beweert.
Al is een heer de vorst van een land, hij heeft niet meer wijsheid, dapperheid of leven dan de natuur hem schonk. Bovendien is hij ook maar een mens. Daarom moet hij zich omringen met dappere en wijze mannen die het een en ander weten over het adviseren van heren. Met hen moet hij zich op verstandige wijze onderhouden, dag en nacht. Hun raad moet hij opvolgen. Een landsheer of heerser die dit niet kan, is als een fakkel die nooit licht uitstraalt.
Wie ooit tot het adviescollege van een heer wil behoren, moet over vier mooie, prachtige eigenschappen beschikken:
1 | Hij moet rechtvaardig en trouw zijn, want hij moet zijn heer beschermen, zowel diens leven, als diens goederen, als diens
|