Lekenspiegel
(2003)–Jan van Boendale– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
Proloog van het Derde boekDe mens moet met behulp van twee dingen handelen, te weten verstand en kracht. Verstand is het belangrijkst, want met beleid krijgt men meer voor elkaar dan met dommekracht. Dikwijls wordt de wijsheid verstikt, omdat de lichaamskracht ontbreekt. Het verstand adviseert hoe men een karwei het beste kan aanpakken, maar alleen is dat niet voldoende: kracht blijft noodzakelijk. Nimmer werd een stad of burcht gebouwd dankzij menselijk vernuft alleen, want kracht is onontbeerlijk. Dit kan worden toegepast op alle activiteiten op aarde. Ja, verstand en geloof waar alle deugden in besloten liggen, zouden u zonder arbeid niet naar de hemel kunnen brengen. Verstand is met recht en reden meesteres en de lichaamskracht haar dienstknecht. Wat die knecht uitspookt zonder het advies van zijn meesteres, eindigt vaak in mineur, omdat het geen fundament heeft. Deze twee, verstand en kracht, moeten samenwerken, naar Sallustiusaant. beweert. Omdat het verstand meesteres is, moeten we ons verstand gebruiken en onze kracht leren haar adviezen op te volgen. Op die manier zullen we op geen enkel moment rampzalig ten onder gaan, noch naar ziel noch naar lichaam. Tijdens ons leven moeten we ons wijs en verstandig gedragen, zodat we, wanneer ons laatste uur geslagen heeft, onbesmet en zuiver worden aangetroffen. Wie dan het hemelrijk verwerft, heeft hier op aarde verstandig geleefd. Voorwaar, niemand anders dan verstandige mensen moeten dit boek ter hand nemen, omdat alleen zij het begrijpen en zich kunnen inspannen ernaar te handelen. Men kan het niet genoeg raadplegen: er staan vele wetenswaardigheden in over zeden en gewoonten die u moet kennen, zowel voor uw lichamelijk welbevinden als voor uw zielenheil. Filosofen en dichters laten ons dat glashel- | |
[pagina 123]
| |
der weten in de teksten die van hen zijn overgeleverd. Zonder hun kennis zou het schrijven van dit boek te hoog gegrepen zijn voor mij. Hiermee beëindig ik deze proloog. Ik bid de voortreffelijke Jezus en Diens Moeder Maria dat ze me bijstaan om deze lastige materie zo helder uiteen te zetten dat hun eer erdoor verspreid wordt en dat niemand mij in ernst of voor de grap daarvoor te kijk zet. |
|