de hemel. Het eerste kind dat werd geboren, doodde zijn broeder destijds. Afgunst veroorzaakte dat alles. Afgunst kan tot grote gevolgen leiden; en bijna iedereen kent afgunst. Een broer benijdt op een zeker moment een broer, het kind de vader en de moeder. Wie voorspoed kent op het vlak van eer, deugd of van Gods goedertierenheid, zal altijd enigszins benijd worden, om het een of om het ander. Afgunst is een allemansvriend, die veel mensen in de hel stort. Afgunst spaart ook niet degene die haar in zich draagt, want zij knaagt het meeste aan degene die er het meeste van heeft. Men kan diegenen niet erger vervloeken dan met een lang leven. Immers, hoe langer een jaloers iemand leeft, hoe meer leed hij kent.
Velen zijn jaloers op mensen die hun nooit kwaad berokkenden, maar die hun goed zouden willen doen en een dienst bewijzen als ze dat zouden kunnen. Het rampzaligste leven dat ik ken, is een leven waarbij het een mens verdriet doet als iemand anders, die hem noch zijn vriend ooit kwaad deed, iets goeds overkomt, ook al kost hem dat niks. Het strekt de deugdzame mensen tot eer dat de afgunstige mensen hen haten. Daaraan kan men duidelijk zien dat de levens van goede en slechte mensen lijnrecht tegenover elkaar staan. Als men de deugd van de goede mens uitlegt als iets slechts, dan nog zal hij blij en geduldig zijn, want zijn loon wordt verdubbeld bij God in de voor hem eeuwigdurende hemel.
Wij moeten geen deugdzaam leven leiden om wereldse eer of om een wereldlijke beloning, want die vergaat als de mens sterft. Wij moeten streven naar Gods beloning en welbehagen, die eindeloos blijven bestaan. Als wij God willen behagen dan moeten wij totaal geen acht slaan op aardse vrienden of op jaloerse mensen of op wie ons bemint. Want wie God te vriend heeft, is rijker en kent meer aanzien dan alle anderen. Wat kan een koning die mij genegen is mij nu helemaal geven? Hij kan mijn leven geen uur langer laten duren. Hij kan mij niet vrijwaren van ziekte of ander leed dat God mij toezendt. Integendeel, hij heeft daar zelf