had, dat hij sterfelijk was en dat al zijn nakomelingen zouden moeten boeten voor zijn zonde. Adam was de verstandigste en de knapste man die ooit leefde. Hij beging geen enkele zonde, behalve die ene keer dat hij van de appel at.
Kinderen, luister en zie dat Adam niets anders misdeed dan dat hij zijn tanden in een appel zette tegen het uitdrukkelijke bevel van zijn Schepper. Daarom ging hij naar de hel, evenals alle mensen die de volgende vijfduizend jaar geboren werden. Als God zo'n zware straf oplegde voor het eten van een appel, welke straf zal Hij dan verbinden aan de talloze hoofdzonden die wij telkens begaan?
Adam at nooit iets dierlijks; zonder twijfel at hij wel fruit en zuivelproducten en dronk hij water. Sommige geleerden beweren dat hij nooit een muts of schoenen droeg en dat hij zelden onder een dak uitrustte of er zijn gemak van nam. Zijn kleren waren gemaakt van geitenvellen; hij droeg nooit iets anders.
Lieve kinderen, kijk: Adam was onze stamvader. Van hem stammen we allemaal af. Hij dronk geen wijn en droeg geen bont. Van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat dacht hij als een wijze man aan de dood. Als wij dan allemaal van deze man afstammen, wie is dan de edelste? Dat is toch zeker de meest deugdzame, die het dankzij zijn deugdzaamheid verdient dat God, Onze Heer, zijn vriend is. Die man is de edelste en niet degene die het rijkst is of de aanzienlijkste familie heeft. Ach, het is godgeklaagd dat met wereldse rijkdom tegenwoordig adeldom wordt gekocht. Maar voor alle wereldse schatten zou men geen greintje adeldom moeten kunnen kopen; adeldom moet steeds uit een puur hart komen. O, smerige adeldom waar men zich op vele plaatsen van bedient onder vorsten die constant loeren op wereldlijke schatten en daar nooit genoeg van kunnen krijgen. Nederigheid, gerechtigheid, eerzaamheid en barmhartigheid laten ze bewust links liggen opdat ze schatten kunnen verwerven. Dit zijn geen heren of prelaten. Nee, ze lijken op Pontius Pilatus, die Christus aan het kruis sloeg als een