veel volk dat vaak steun nodig heeft van tal van zaken die een goede stad toebehoren. Daarom moet men er l ijke lieden over aanstellen om toezicht te houden, die zich het gemeenschappelijk bezit niet uit armoede zullen toeeigenen of het zullen stelen. Degenen die het slecht besteden, verdienen grote smaad en vaak overkomt hun ook grote schande of hun kinderen geraken tot de bedelstaf.
De Romeinen zetten zich er in hun tijd bijzonder voor in om het algemeen belang te beschermen en het een breder draag- vlak te verlenen. Daartoe verplichtten ze zichzelf, hun kinderen, familie, man en vrouw. Daardoor kregen ze de hele wereld in hun macht. Wie met het oog op eigen voordeel het algemeen belang in de wind zou slaan, en men kwam achter de waarheid: zijn eer zou voor eeuwig geschonden zijn. Scipio Africanus had Afrika aan het gezag van de Romeinen onderworpen, wat hem heel veel moeite had gekost en menige inspanning en strijd. Omdat hij op een keer werd aangeklaagd vanwege het feit dat hij zilveren ju welen in zijn bezit had ter waarde van tien mark - wat niet veel was - wilde men hem verbannen naar een ver oord om daar te blijven totdat hij zijn onschuld had bewezen. De goede dichter Valerius [Maximus] schrijft het volgende in zijn boeken: ‘Als een onaanzienlijk man een voorname positie bekleedt en daarna snel rijk wordt, is het zeker dat hij zijn rijkdom niet alleen op fatsoenlijke wijze verwierf.’
Schepenen zullen in geen geval accijnzen kopen en die aan de man brengen en doorverkopen, want dat betaamt hun niet: men zou er kwaad achter kunnen zoeken. Ze moeten zich altijd bijzonder in acht nemen jegens het volk, zoals de dienaar dat doet jegens de heer. Want gemeenschappelijk bezit behoort toe aan het volk en het volk bestaat zowel uit arm als rijk. Niemand heeft daar voordeel van, heer noch dienaar, vrouw noch man. De heren die het gemeenschappelijk bezit anders gebruiken dan tot algemeen profijt zijn zonder eer en deugd.