Boek van de wraak Gods
(1994)–Jan van Boendale– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
11 Over straffen die vele landsheren getroffen hebbenU kunt ook zien wat God in Vlaanderen tot stand kan brengen, waar ze lang geleden dankzij strijd de overwinning hebben behaald en waar ze hun landsheer [Lodewijk van Nevers] tot zijn schande hebben verjaagd. Dat deden ze omdat hij zich niet gedroeg overeenkomstig zijn staat, zoals zijn voorgangers in het verleden gewoon waren. Dat waren de beste ridders die er te vinden waren, zowel wat betreft hun daden als hun ijver die ze in vreemde landen bewezen, zowel in het Heilige Land als op andere plaatsen. Omdat deze landsheer dat allemaal niet deed, en omdat hij zich ook niet aan zijn afspraken hield - noch aan het hof, noch daarbuiten - en zich niet als landsheer gedroeg, kwam het volk daar toen zo in opstand, dat hij zich genoodzaakt zag het land te ontvluchten. Toen de Vlamingen in de gaten kregen dat ze niet langer overheerst werden en geen heer te vrezen hadden, gingen ze elkaar vervolgen, vermoorden en verraden. Het is om de kwade eden die ze aflegden en nog dagelijks afleggen dat de hemelse God Zijn straf dagelijks onder hen doet gelden door middel van doodslag over en weer. Zij weten wat hun overkomt niet anders te duiden dan als straf van God, wees daar zeker van. In vroeger tijd, toen zeer machtige lieden zoals ridders en schildknapen het land bevolkten, verdrukten ze de armen, die er dikwijls onder moesten lijden. Als sommige boeren een vet schaap of een varken in hun bezit hadden, eigende de landsheer zich dat toe, hoezeer die boeren daar ook onder te lijden hadden. Als een boerin boter sloeg, eigende de landsvrouwe zich dat toe, en kuiken of gans moest op de tafel van de landsvrouwe eindigen. Zo gingen eenvoudige lieden menig jaar gebukt onder de macht van de hoge heren. Toen God hieraan een einde wilde maken, kregen de onderdanen een vastberaden gevoel, waarmee ze de onderdrukking het hoofd boden. Ze hebben de edellieden zo beangstigd en op de vlucht gejaagd, | |
[pagina 24]
| |
dat er weinig zijn achtergebleven. Zo kan Onze Heer hier en daar op aarde Zijn straf uitdelen. Denk eens aan Edward van Engeland, die de tweede wordt genoemd, die de goede graaf van Hereford [Humphrey Bohun] en die van Lancaster [Thomas van Lancaster] beiden liet ombrengen [1322] vanwege hun rechtmatige verzet, omdat elk van hen Edward het onrecht verweet dat hij beging. Zijn vrouw [Isabella van Frankrijk] was zo sterk dat ze naar Frankrijk overstak, naar Karel [vi], haar volle broer. Toen ze daar geen hulp vond, keerde ze met een kleine legermacht terug naar Engeland, zoals u weet, en won zo dat grote land, of de koning het nu leuk vond of niet. Ze liet de koning terstond gevangen nemen en hem een gewelddadige dood sterven. Valt het u niet op, heren klein en groot, dat God, Onze Heer, op dusdanige wijze straft dat men tevoren nooit ofte nimmer zou hebben bedacht dat zo'n straf door Zijn toedoen kon gebeuren. Gij heren, denk eraan dat er een Heer boven u is, zonder wiens genade u volstrekt niet aan de macht kunt blijven. Denk aan de hertog van Brabant [Jan I], die eigenhandig voor Woeringen [1288] streed, waar hij met grote eer de overwinning behaalde. Dat was een dapper ridder bij uitstek, die menig groot toernooi won en die sterk en stevig was. Nochtans kwam hij aan zijn einde [1294] door een wond, te Bar tijdens een ridderlijk steekspel, toen hij op het hoogtepunt van zijn roem stond en hij zijn eind het minst vermoedde. Toen God het wilde, werd het rad van fortuin snel gebroken. Deze hertog, deze aanzienlijke heer, had het zozeer op de eer gemunt tijdens toernooien en steekspelen, dat de kosten die daarmee verbonden waren zijn reguliere belastinginkomsten verre te boven gingen. Dan belastte hij zijn onderdanen met een bede, waar ze hem menigmaal om vervloekten. Tegenover een algemene verwensing kan man noch vrouw zich staande houden. Kijk naar Philips van Frankrijk [Philips vi], die afrekende met zijn vijanden en geen concurrentie duldde op aarde, en zie | |
[pagina 25]
| |
hoe hem bijzonder onvenvachts grote schande overkwam, nog wel in zijn eigen land. Er kwam een koning van overzee [Edward iii van Engeland] die een bondgenootschap sloot met de hertog van Brabant [Jan iii] en aanstonds het beste deel van Philips' land binnentrok.Ga naar eindo Dat deed hij gewapenderhand, plunderend en brandstichtend, van de vesting Kamerijk [1339] tot aan de stad Saint-Quentin [1339] en zo verder tot Laon [1339]. Daar zag men niets anders dan doodslag en veel vuur en rook, die Philips over het hoofd waaide. Zo waren ze daar met man en macht gelegerd totdat de winterkou ieder spoedig huiswaarts deed keren. Aan de hand van deze gebeurtenis kunt u goed het wonder leren kennen dat God op vergelijkbaar terrein kan verrichten, zoals u mij zult horen zeggen. Niet lang voordat dit geschiedde, had Philips zestien machtige landsheren in dienst genomen, opdat ze de edele hertog van Brabant zouden onteren en zijn land op hem zouden veroveren [1332-1334].Ga naar eindo Daartoe deed elk van hen wat hij kon. Weet dat de hertog daar goed vanaf kwam, met grote eer. Toch hielden ze Brabant gedurende negen maanden omsingeld, wat gepaard ging met flinke aanvallen en veel strijd. Dat baatte hun echter niet. Op die wijze werd de hertog op Philips gewroken, zo gaat het nu eenmaal met gerechtigheid. Want de hertog kwam er eervol vanaf en Philips, die de hertog buiten diens schuld met geweld wilde treffen, eindigde oneervol. Denk eraan hoe de graaf van Holland [Willem iv] - de tweede Willem, zoals hij werd genoemd [als graaf van Henegouwen], die nog jong van dagen was-door de Friezen werd vermoord [26 September 1345], wat voor het Christendom verlies en verdriet betekende. Want als hij in leven was gebleven, zou hij de eer van de ridderschap, die tegenwoordig zozeer gedaald is, verder hebben hersteld. Niemand moet me kwalijk nemen dat ik het zedelijk gebrek van deze heren hier in het licht stel, want ik doe het voorwaar opdat de heren daardoor te meer rekening zullen houden met | |
[pagina 26]
| |
de straf van God. Hij laat namelijk niets ongestraft. Hoe hoger iemand in aanzien staat, hoe harder God zal straffen. Willem [Willem iv van Holland], deze aanzienlijke heer, vergaloppeerde zich nogal door een priester dood te laten slaan, die uit zijn kerk naar buiten kwam. Die man had hem niets misdaan. Men liet de priester weten dat men hem buiten wilde spreken: daar werd hij toen doodgestoken. Ook deed Willem de goede stad Utrecht groot onrecht aan. Daar sloeg hij met een legermacht het beleg om, omdat hij het met veel krachtvertoon wilde verwoesten [1345]. Maar hij moest er met schande en verlies van eer vanaf zien. Hieruit kunt u opmaken hoe Gods straf de ronde doet. Er is geen heer op aarde zo machtig of hij heeft iemand boven zich die hem zijn eer, ziel, lichaam, land en bezit kan ontnemen. Zij die hiermee rekening houden, zijn verstandig. |
|