v. Chr., van het oude Grieks als levende taal) minder verwaarloosd wordt dan vroeger, blijft het dubieus of Pé het ‘bijbelgrieks’ even goed verstond en doorgrondde als dat van Sophocles of Euripides.
In de Hebreeuwse en Griekse bijbel ontmoeten we een andere wereld dan onze westerse: de oosterse. Daarom is voor ons de bijbel vertalen zoveel moeilijker dan de meesterwerken verdietsen van de westerse literatuur: Shakespeare, Theodor Fontane, Thomas Mann, Sophocles... Ik wil gaarne op gezag van anderen aannemen dat Pé deze talen en literaturen (Engels, Duits, ‘klassiek Grieks’, enzovoort) zodanig beheerste dat hij zonder wezenlijke hulp van anderen tot de creatieve en artistieke vertaling in staat was, hoewel hierin reeds een geweldig vakmanschap geïmpliceerd is. Fundamenteel blijft dat de bijbel tot een andere wereld, tot een andere cultuur behoort dan de onze. De bijbel is zo moeilijk te vertalen, niet omdat hij voor de christen-gelovige het Woord Gods bevat, maar omdat het Woord Gods tot ons is gekomen in de taal van een andere cultuur. Tot voor kort (want grondige veranderingen zijn zich aan het voltrekken) was onze cultuur westers in de beperkte zin van het woord en golden voor het gebied dat ons bezig houdt, voor de literatuur, de aan de Grieken en Romeinen ontleende, in de Renaissance herleefde normen en criteria. Niet voor niets vertaalde Pé, afgezien van de bijbel, alleen maar erkende meesterwerken van de ‘hogere’ literatuur.
Natuurlijk bestaat er geen absolute scheiding tussen de westerse cultuur en die van de bijbel. Theologen hebben vaak min of meer apologetisch beweerd, dat de bijbel een brug slaat tussen Oost en West. Een feit is dat de archaïsche cultuur van de Homerische gedichten dichter staat bij die van het Oude Testament dan die van de Griekse tragici, maar een feit is ook dat de sceptische en relativerende Prediker, het eerste door Drijvers en Hawinkels vertaalde bijbelboek, hoogstwaarschijnlijk beïnvloed is door contemporaine Griekse filosofie. Trouwens de vergrieksing van het Oude Testament in de laatste voorchristelijke eeuwen, Septuagint geheten (een veelvormig proces), hoewel bedoeld als propaganda voor het Joodse nomisme en monotheïsme onder de Grieken, bracht onvermijdelijk een beïnvloeding van het Oude Testament door de ‘westerse’ Griekse cultuur met zich. Ze werd dan ook in later tijd, toen de Joden, door vervolging, door verwoesting van de tempel en de ondergang van het Joodse gemenebest op zichzelf teruggeworpen, zich hun Hebreeuwse wortel feller bewust werden, vervangen door meer letterlijke, gezuiverde en concordante Griekse vertalingen, bestemd voor de Joden in de Verstrooiing, van wie de meesten geen Hebreeuws kenden. (Er worden hier slechts enkele hoofdpunten aangeduid van het gecompliceerde proces van bijbel lezen, vertalen, parafraseren en interpreteren gedurende de laatste eeuwen vóór en de eerste eeuwen na Christus' geboorte. Ook de vondsten van Qoemran, de zgn. Dode-Zee-rollen, hebben hiervoor interessante