Pierre Courbois
Voor en over Pé
Het merkwaardige is dat ik me met de beste wil van de wereld niet kan herinneren, wanneer ik Pé voor het eerst ontmoet heb. Ik meen dat Boy Raaymakers, de trompettist uit mijn toenmalige free-music-quartet die later meer verknocht is geraakt aan het collectief, ons aan elkaar heeft voorgesteld.
Ik kende uiteraard al jaren de stukjes die hij schreef, waaronder de zeer positieve over mij, té positief vond ik altijd. Hij overdreef naar de ene kant, terwijl de ‘randstadpers’ dat altijd naar de andere kant deed. Vandaar zijn onvermoeide inzet om mij de Wessel Ilckenprijs te bezorgen, hetgeen hem nooit gelukt is. Uiteraard, want in de diverse jury's speelde zijn mening maar een ondergeschikte rol. Hij kwam immers uit het buitenbos en hoorde er niet bij. Hij werd meestal niet voor vol aangezien. Ik ken dat precies, ik hoor er tenslotte ook niet bij en dat zal hopelijk ook nooit gebeuren. Als Pé dat gekonkel, gefoezel, handjeklap en noem maar op van onder andere de hoofdstedelijke jazz-scene bespeurde, werd hij er kotsmisselijk van.
Uit onze latere gesprekken bleek, dat hij mijn ontwikkeling al vanaf ongeveer 1961 volgde. Hij was onder de indruk van mijn toenmalige free-jazz-group, waarmee de eerste avantgardejazz buiten Amerika moet zijn gemaakt, zoals nu meer en meer blijkt. Hij bezocht de Stella-kelder in Nijmegen waar vanaf 1961 reeds één keer per week free-jazz werd gespeeld, en luisterde naar de opnamen die Michiel de Ruijter, Aad Bos en Koos Schoonenberg toen maakten en waarvan de banden per ongeluk zijn gewist. De leden van die groepen spelen niet of nauwelijks meer, zijn notaris of zitten in open inrichtingen.
Daarna kwam mijn Harnpelperiode, de tijd dat ik weer eens zo afgeknapt was op wat er in Nederland allemaal niet gebeurde, dat ik jarenlang door de hele wereld zwierf. Hij volgde mijn doen en laten wel degelijk, zij het via platen, radioprogramma's en een enkel festival ‘in de buurt’: Comblain la Tour, Bilzen, Roermond, waar hij vanaf de plaats waar zijn ouders woonden per bromfiets heen kwam. Dat was de ware geest, er alles voor over hebben om uitgebreid te horen wat er links en rechts in het land gebeurde!
Zodoende was hij goed en zelfs overdreven goed geïnformeerd zoals het een goede journalist betaamt en daarin onderscheidde hij zich van andere schrijvers voor jazzbladen, die over het algemeen niet verder kwamen dan een straal van dertig kilometer rond Amsterdam. Tegenwoordig, nu zij inmiddels toch wel allemaal een Saab respectievelijk