Moet dit een wereldbeeld verbeelden? Van en over Pé Hawinkels
(1979)–Hugues C. Boekraad, Matthieu Kockelkoren, Frans Kusters, H.M.A. Struyker Boudier– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Nijmeegs Universiteitsblad | |
[pagina 96]
| |
Pé Hawinkels, redactiesecretaris van het NUB (circa 1965).
| |
[pagina 97]
| |
Jan Leijten
| |
2Pé Hawinkels. Hij is redactie-secretaris geweest van het NUB, voluit van het Nijmeegs Universiteitsblad. Dat blad was lang voordien opgericht, omdat de Vox Carolina te excentriek was geworden. Aan die Vox heb ik in mijn studententijd met toewijding meegewerkt, want dat was wel een eigenaardig blad. Herman van Run, Carel Swinkels, Ad Briels, Fons Jurgens, Jan Starink, om maar wat namen te noemen maakten er een blad van, dat minstens deze eigenschap bezat, dat het niet meeliep in de trend van de vijftiger jaren. Die trend heeft veel op zijn geweten, van wat nu verweten wordt aan extremistische groepen. Geen decennium van onze jaartelling mag zo duidelijk aanspraak maken op de bevriezing van het bestaande als die tien jaren van wederopbouw, koude oorlog en vooral consolidatie van een voorbije periode. Ik ben er nog altijd trots op, dat ik juist in die jaren al wist, dat ieder fatsoenlijk mens op den duur tegen zulk een verstarring in verzet moest komen. Dat dit verzet, toen het eenmaal losbrak, in sommige van zijn uitingen niet strookte met mijn visie, is een heel andere zaak. | |
[pagina 98]
| |
3Maar dit verhaal gaat over Hawinkels (P.). Hij was dus redactie-secretaris van een reactionair blad. Maar die opmerking is alleen historisch van belang, zoals straks zal blijken, want ik ben ervan overtuigd dat hij daar zelf niet van wist. Dat blad kwam tot stand door het aanhoudend streven van de toenmalige moderator Van Ogtrop S.J. Als er een hemel bestaat zal Van Ogtrop daarin een goede plaats zijn toegewezen, die hij zeker al aan een ander heeft afgestaan, want hij was een goed mens. Maar van wat er gaande was in de samenleving begreep hij helemaal niets en ik zou dus willen zeggen, dat hij, objectief, een erg ongunstige invloed heeft uitgeoefend. Daarmee onderstreep ik slechts de stelling van Hegel, dat ‘grote mannen’ (‘Heroen’) de samenleving verder helpen óók door hun schandelijke gedrag.Ga naar voetnoot1. De antipode daarvan is dat voortreffelijke mensen ook door hun voortreffelijke maar onaangepaste gedrag de samenleving in grote problemen kunnen brengen. | |
4Opnieuw: ik dien iets te zeggen over Hawinkels. Ik ben een jaar of tien hoofdredacteur van het NUB geweest. Dat is begonnen omdat het NUB via redactie-secretaris Guus Pikkemaat neiging kreeg tot ‘eigenstandigheid’. Ik was dus, zoals ik nu pas goed besef, een middel om het NUB weer op het rechte spoor te krijgen. Degenen die zoiets uitdenken hebben een zekere slimheid, die men vroeger aan boeren toeschreef, maar die eigenlijk alleen aan hen zelf toekomt. Ze wenden zich dus tot een figuur die hun bedoeling niet onmiddellijk duidelijk maakt. Toen ik als hoofdredacteur van het NUB gevraagd werd, behoorde ik - ik zeg het zonder blos of schaamte - tot die paar tientallen katholieken die tegen de tendens van de vijftiger jaren in verzet waren, maar die dat zo zelfverzekerd deden, dat het weinig agressief leek. En zo verkeek de club zich terdege, omdat de club niet verstandig genoeg was. Zij meende een steunpilaar, die er bouwvallig uitzag, aangeschaft te hebben, maar in feite had zij zich voorzien van een destructor. Zo zie ik het tenminste nu. Alleen wilde ik niet zoveel slopen als degenen die mij zijn opgevolgd. | |
[pagina 99]
| |
5Ik moet blijven zeggen, dat dit over Hawinkels gaat. Hij was een van de vier redactie-secretarissen, die ik heb meegemaakt: Guus Pikkemaat, Henk Michielse, Henk Struyker Boudier en (tenslotte) hij: Pé Hawinkels. Die redactie-secretarissen bepaalden in feite de inhoud van het NUB. Dat houdt in, dat níet de hoofdredacteur de bepalende figuur moet zijn geweest. Speciaal omdat ik zelf die hoofdredacteur was, heb ik wat moeite met de bevestigende beantwoording van die vraag. Maar ik kan er niet onderuit. In toenemende mate werden de redactie-secretarissen bepalend voor het beleid, al moet ik daarbij de specifieke functie van Henk Michielse niet onderschatten. Alleen met hem heb ik echt samengewerkt en als men samenwerkt komt het er niet op aan wie de macht uitoefent, omdat samenwerking gezamenlijke macht veronderstelt. Bovendien - zo stel ik vast - scharniert de ontwikkeling van het NUB rondom deze samenwerking tussen Henk Michielse en Jan Leijten, waarvan de eerste een radicaal werd, gehinderd door teveel redelijke inzichten, en de tweede een redelijk mens, voortdurend geteisterd door de onmenselijkheid van het zogenaamde redelijke. Los van dit alles dien ik vast te stellen dat elk van die redactie-secretarissen het peil van ‘de’ Nijmeegse student, en ik kan dat bijvoeglijk naamwoord best weglaten, vér te boven ging. | |
6Maar nog steeds: dit artikel dient over Hawinkels te gaan. Ik moet wel kort over hem zijn want wij hebben elkaar nooit geraakt. Maar hij was wel een vuur. De enige reden waarom er dus door ons contact geen brand ontstond moet geweest zijn, dat ik voor hem geen brandstof was. Wij gingen langs elkaar heen. Ik had sterk de indruk, dat hij aan mij, die hij als jurist zag, een hekel had en ik neem hem dat niet kwalijk, want juristen te haten is geen schande. Wat doet het er toe, wat ik toen van hem dacht? Nu denkend aan Pé Hawinkels, heb ik het serene gevoel, dat zijn manier van bestaan mijn leven toch heeft beïnvloed. Dat hij waarachtig was en daarom - laat ik voorzichtig zijn - een béétje groots. Dat zeg ik niet zo vaak. |