Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] Jonge dooden. [pagina 145] [p. 145] Jonge doode. Waarom, als stille Dood jonge oogen sluit, Staan wij verslagen, buigend om de baar Met weening droeviger, alsof dit waar Smart die elke andre smart in zich besluit? Als stonden wij op blijde bloemekust, En zagen onzen schat op zwarte boot Verraderlijk ontvoeren door den Dood - Slachtoffer van Zijn alvernielingslust? Is dan onze aarde een Eden, vol van schijn Uit teedere oogen en uit harten warm? - Wreed woedt er hartstocht, en menschliefde is arm: Die kan niet veilgen tegen smart en pijn! Wel hadt ge uw lievlings levenstuin omheind Met teedre zorg, en rijklijk daar gebracht Wat gij begeerlijk en weldadig acht - Maar menschenliefde is klein en zij ziet eind [pagina 146] [p. 146] Noch aanvang; weet niet waarom wel begint Dit aadmen hier op aard; noch waarheen leidt Wat ons lijkt strenge Dood. In donkerheid Van diepen nacht turen we onze oogen blind. Wij kenne' alleen uit Occaan van Tijd De kleine golf die ons dit leven bracht; Dit leven is ons Dag; wij wanen Nacht Al wat daarvóór en wat daarachter leit. Alleen die kleine spanne op aard doorbracht Heet Leven voor ons. Wat ons denken kan Bevatten, leeft alléén! - O, kunt gij dan Bevatten welke Macht zoo rijke kracht Schonk aan dit jonge lichaam, dat nu zacht En vredig nederligt, als zeide 't stil: - ‘Laat mij toch rusten; waartoe Hooger Wil Mij geformeerd heeft, heb ik ál volbracht.’ Vorige Volgende