Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 114] [p. 114] Eerste groete. Het is gekomen als een even Opglanzen van geheimenis, Sluier geheven Van wat nu nog verborgen is. Openwazen van de muren Van heur kamer... Zij staat op wei Vol meiezoentjes, onder azuren Hemel in lentelieflijkste Mei. Nergens eene stem. - Verblijen In teeder-vredige innigheid Van vóóraanschouwen. Eén voorbereien Op komend schoone heerlijkheid. [pagina 115] [p. 115] Zij 't allerstilst... Nog in haar ooren Zegenend geroepen zijn: Stralend englenkopje naar voren, Tusschen veel spelende engelijn. Dragend haar rijke zoete weten Als in heur handen een lelië blank, Al het vroegere bleek, vergeten In niet te vinden woord van dank. Vorige Volgende