Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] Naar verre kust. Gelijk de schepen gaan naar 't verre strand, De zeilen wijd, golvende stoomepluim Tegen de gouden lucht die langzaam wijkt, Zoo gaan ook mijn gedachten naar het land, Waar zalig ik verwijl in grootschen droom. Maar, drijvende, zien zij den horizon Wel verder, verder wijken, maar geen kust Die oprijst uit het wijde oneindig' ijl; Geen Land van Licht en Vreê dat tegenglanst En boven schemer van het daagsche daagt... Ja, zelfs mijn Droom wijkt weg wanneer ik tuur. En 'k zou verzinken in de breede zee, Die om mij golft met woelig golfgeloei, Als 'k niet in oogen, teerbemind en klaar, Mijn Droom herglanzen zag, heel blank en rein, En boven stormen sterk. [pagina 91] [p. 91] Dan neig ik 't hoofd, En vind in eigen Ziel mijn Droom terug, Kompas onschatbaar, dat mij henenwijst Naar 't hooge Rijk van Vrede... nog zoo ver. Vorige Volgende