Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Avond aan 't strand. Nu is 't of alles rusten wil, De hemel wijd en de duinen stil, En 't dorpje in 't duin gezeten, Wat nestjes bruin, 't kerkje in hun schoot, En wat venstertjes blozend nog van rood, Door zonne in 't west vergeten. En naast de duinen de groote zee, Zoo droomrig loom of zij zachtjes mee Wil slapen en niet meer zingen; Haar scheepjes, gevlijd op hun schaduw, dicht Aan 't strand, veel bruine rankheid in 't licht, Dat laatst uit de kim komt dringen. Door het domm'len en droomen gaat Een even herleven: kindergepraat, [pagina 78] [p. 78] Hoog - en dan weg, een geklater Van rijke blijheid, die nog eens laat Klinken goudklankjes door 't avondlaat.... Als een lach door de scheemring gaat er. Stil en stiller, loomer, loom... Duinen vaag in het dauwgedoom, Dorpje met lichtjes bloode; Kloppende klompjes dof in straat... - Over heel het natuurgelaat Rust: dag is gevloden. Vorige Volgende