Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Einde. 'k Ben als een late bloem, die staat op 't duin Verlate' en eenzaam. Niets dan grauwe luchten. Voortschuivend langs der duinen vochten kruin; Niets dan 't gemor der zee in moedloos zuchten. Veraf... en verder... vogelschreigeruchten: Haastige vogelscharen, zwart en bruin - 't Eenzame eenzamer. Nader het geduchte Leger des Storms, bazuinend door het ruim. Ik hoor het snuiven van de winde-rossen Om 't duistrend duin; zij razen door de bosschen, Geeslen de zee, en slaan de duinen wond. Is dit het Eind dat grijpt met donkre handen Naar mijn arm hart? - Ik voel 't zoo warm nog branden Of niet de Dood maar 't Leven vóór mij stond! Vorige Volgende