Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Lentenacht. Het heilig maanlicht wijlde op vroon en duin, Toen ik voor 't eerst uw band voelde in de mijne; Wij gingen als twee kindren door het fijne Maanwazig dal, als door een toovertuin. Niemand dan wij. Zuiver en klaar het schijnen Der witte heuvlen; witter zilverkruin Der berken in 't lucht-ijle; 't schaduwschuin Op 't glooiend vroon in veedrig-dunne lijnen. Wij gingen stil en keken naar de lucht, En naar de sprookgeworden aarde in 't ronde, Alsof wijzelf in sproke-teedre stonde Omwandelden in wereld waar 't gerucht Van menschenzonde nimmer reiken konde Hoog, in die klaarheid, onzer zielen vlucht. Vorige Volgende