Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Woud bij nacht. Luister... Tusschen de stammen van het woud Gaan zachte schreden.... zacht en zachter: 't Leven Dat wegtrekt en zich neervlijt. Alle dreven Zijn leeg nu van geluid; de Stilte houdt Haar intreê en de Schemering, gedreven Door hare broeder Nacht, dooft snel het goud En alle purperglansjes die op 't hout En op de verre wolken zijn verbleven. De stammen witten òp een wijle in 't dicht Neervallend vaal als bleek gebeelde zuilen Van droometempel zwijmend voor 't gezicht. Dan wèg - als lichaamloos - zuilen en tuilen Van slapend loof; weg, in 't àl-donkrend zijgen, De ruimte in 't rond. - Zwarter het zware zwijgen.... Vorige Volgende