Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] Lenteboomgaard. Hier is jonge aarde één wijde bloesemhalle. Boomen en boomen zoover de oogen reiken Doen takske aan takske in gulle blijheid prijken Met bloesemsneeuw, sneeuwigste sneeuw van alle. Is 't niet of uit zonhemel neer kwam strijken Een vlucht van vlindertjes, zóó neergevallen In droomerig verpoozen; duizendtallen Van vlerkjes fijn, die vleugelbloempjes blijken? Al mondjes 't leven drinkend in de lucht, Gretig, intens. En 't goudlicht neergezegen Lief koost en koestert ze. Ritsling van vlucht Van kleinen vogel even.... Dan bewegen Noch ritslen meer.... Àl stilte, àl teerheid: zacht Om ons van 't leven mysterieuze macht. Vorige Volgende