Serena(1898)–Marie Agathe Boddaert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] Winteravondzee. Verkilde Zee, met harer waatren zwaar En traag gekrui tot golven laag en mat, Onder een hemel, vaal, het koeplend klaar In dof aaneengeboogd gewolk gevat. Het log metaal versterft van baar na baar Klagelijk brekend op het oeverglad; Krijschend geklep van vogels, met gebaar Van ijlvlucht, even 't luchtestil doorspat. 't Diep, waar de zee in zieltoogt, lijkt gedolven In mistig Rijk van Nevel, blind en dicht Gebold boven 't loom op en neer der golven. Lichtkaar'ge winter bergt zijn pover licht: Zee, die den laatsten lichtglimp heeft gedronken, Verbleekt - in 't Rijk van Nevel weggeslonken. Vorige Volgende