Geschiedenis van het Nederlandsche volk. Deel 1
(1923)–P.J. Blok– Auteursrecht onbekendHoofdstuk V
| |
[pagina 311]
| |
gevechten, sieraden van hof en tournooi, toonbeelden van ridderlijke deugden. Om hen heen groepeerde zich een reeks van strijdbare ridders, zooals geen ander nederlandsch gewest ze kon aanwijzen. Hier, in Henegouwen, was de vaste burcht van den adel, die er leefde in tal van kasteelen te midden van bosschen en bergen en uitgestrekte jachtvelden. Geen handel van beteekenis had zich hier ontwikkeld. De industrie begon er eerst in de 14de eeuw, dank zij de bescherming der graven, op te komen, vooral de lakennijverheid in Bergen, Ath, Binche en Chièvres, feitelijk echter nog weinig anders dan bevestigde marktplaatsen. De eenige stad, die den weg der vlaamsche gemeenten op dreigde te gaan, het met dit graafschap vroeg vereenigde Valenciennes, moest zich nog vóór de vereeniging der drie graafschappen zoo goed als op genade of ongenade aan graaf Jan II onderwerpenGa naar voetnoot1) en liet in de 14de eeuw weinig van zich hooren. Holland en Zeeland daarentegen waren sedert de hollandsche graven Willem I, Willem II en Floris V de zetels eener krachtig omhoog strevende burgerij. Handel en nijverheid maakten hunne steden bloeiend en rijk. De adel was daar door langdurige bloedige veeten vaneengescheurd en verzwakt, in dezelfde mate als er de steden groeiden in aanzien en machtGa naar voetnoot2). Kortom, Henegouwen was een feodale staat bij uitstek, Holland en Zeeland vormden een staat, tot burgervrijheid als voorbestemd. Henegouwen met zijn door de uitloopers der Ardennen gevormden rotsachtigen grond, die later buitengemeen veel steenkool zou opleveren en daardoor in later eeuwen zijn burgerbevolking zou zien opkomen in de industrie, met zijn wildrijke bosschen leverde geen bodem, waarop burgers en boeren toen in grooten getale konden leven. Holland's en Zeeland's vlakke doch welige landouwen, hun breede riviermonden en talrijke stroomen vormden een grond, aan kooplieden, visschers en landbouwers als door de natuur aangewezen. Natuur en staatkundige ontwikkeling maakten zoo Henegouwen tot een land, waarin het ridderlijke verleden zijn laatste schittering beleefde, waar het ridderleven nog eenmaal krachtig opbloeide, Holland en Zeeland tot gewesten, waar de burgerlijke geest voor de toekomst zijn beloften gaf.
Deze ongelijksoortige en ver van elkander verwijderde streken had het uitsterven van het hollandsche Huis in 1299 onder één gebieder uit den stam van Avesnes gebracht. Het is geen wonder, dat zij nooit tot één geheel zijn samengegroeid, zooals Brabant en Limburg één geworden zijn. Alleen een persoonlijke band, die van den heerscher, heeft ze samengehouden, de vurige Walen aan de Sambre en het kalme friesch-frankische boeren-, schippers- en handelsvolk aan de Noordzee tusschen Schelde en Flie. Hunne geschiedenis is dan ook gemakkelijk uit elkander te houden, hunne sociale geschiedenis nog beter dan hunne politieke, die natuurlijk in hoofdzaak door den wil van de gemeenschappelijke vorsten werd beheerscht. Graaf Willem I (1304-1337) heeft in de verwikkelingen tusschen Engeland en Frankrijk een belangrijke rol gespeeld, ook nadat hij met Vlaanderen vrede had gesloten en daardoor den ouden krijg had doen eindigenGa naar voetnoot3). Herhaaldelijk werd de verstandige talentvolle vorst door zijn naburen in hunne twisten als scheidsrechter erkend. Hij was de gemaal van Jeanne van Valois, zuster van koning Philips VI, en tevens de schoonvader van koning Eduard III van Engeland en keizer Lodewijk van Beieren, derhalve | |
[pagina 312]
| |
de aangewezen tusschenpersoon bij onderhandelingen en verbintenissenGa naar voetnoot1). Had hij vroeger aan de fransche zijde gestaan, zoodat hij zelfs bij de kroning van Philips VI te Rheims tegenwoordig was geweest, den vlaamschen graaf aanvankelijk tegen diens onderdanen had gesteund en in den grooten strijd van keizer Lodewijk met paus Johannes XXII de zijde van den franschgezinden en te Avignon verwijlenden Paus had gekozen - weldra zien wij hem meer naar Engeland en Duitschland overhellen. Hij trachtte tusschen keizer Lodewijk en den Paus den vrede te herstellen maar werd door den laatste afgewezenGa naar voetnoot2). Hij werd de ziel van de engelsche alliantie op het vasteland. Toch heeft hij niet ten volle met koning Philips gebroken, wat wel zijn vurige zoon en opvolger, de ridderlijke en roemzuchtige Willem II (IV) deed, de ‘fou furieux’, zooals de fransche Koning hem betitelde. Evenwel heeft ook deze nog getracht zijn vriendschappelijke betrekkingen tot Engeland te behouden en tevens zijn verplichtingen als fransch leenman (voor Oostervant) na te komen. Maar dit viel hem op den duur te zwaar. Hij koos toen de engelsche zijde en bracht den franschen Koning vrij wat nadeel toe in verbinding met de Vlamingen tijdens ArteveldeGa naar voetnoot3). Willem II, de avontuurlijke vorst, die allerlei tochten tegen Pruisen en Mooren, naar het Oosten en elders heen heeft gedaan, genoot niet het aanzien zijns vaders, hoewel hem eenmaal de keizerskroon is aangeboden. Na een onrustig leven sneuvelde hij in 1345 bij Staveren tegen de Friezen in een slag, die ook vele zijner trouwe Hennewieren zag vallen. Bij zijn dood was er nog slechts één vorst uit het Huis van Avesnes over: Jan, heer van Beaumont, jongere broeder van Willem I, een zeer gezien ridder, glansrijk vertegenwoordiger van den henegouwschen adel, een man, wiens levensgeschiedenis een helder licht werpt op de toestanden in Henegouwen in de 14de eeuw. Hij was eenmaal de leider geweest bij een avontuurlijken tocht naar EngelandGa naar voetnoot4), in 1326 door een aantal henegouwsche, brabantsche en hollandsche ridders ondernomen om de energieke koningin Isabella van Engeland tegenover de gunstelingen van haar zwakken gemaal, Eduard II, te handhaven. Groot was de roem, dien vooral de henegouwsche ridderschap zich door die schitterende onderneming heeft verworven. Froissard ontleent er een zijner aantrekkelijkste verhalen aan. De engelsche Koningin was namelijk ten einde raad met haar jeugdigen zoon Eduard naar het vasteland gevlucht en had bij graaf Willem van Henegouwen een vriendelijke ontvangst genoten. Heer Jan, een jong man nog, was getroffen door hare schoonheid, hare lieftalligheid en haar ongeluk en had besloten haar te helpen, haar ridder te worden. Tal van andere ridders, ook Brabanders, Luikenaren, Hollanders, sloten zich bij hem aan, zeker van de goedkeuring huns graven, die, staatsman als hij was, juist toen met kracht de verbintenis met het engelsche vorstenhuis ontwikkeldeGa naar voetnoot5). Van den Briel uit staken (20 Sept.) Beaumont en zijn ridders, ongeveer driehonderd in getal, met de beleedigde Koningin en haar zoon de zee over en slaagden er in hunne tegenstanders te verslaan. Bristol, waar de engelsche Koning zich toen met zijn brassende en tierende gunstelingen ophield, werd veroverd en de ongelukkige vorst zelf kort daarna op zee gevangen genomen. De Koningin zette haren overwonnen gemaal af en verhief haren jongen zoon Eduard III op den troon, onder het gejuich | |
[pagina 313]
| |
van het engelsche volk en met de hulp der dappere Hennewieren. Beaumont was een tijd lang de gevierde held van Engeland, waar men voor grootsche ridderdaden een open oog had; toen het doel van den tocht bereikt was, keerde hij (Febr. 1327) terug naar zijn land, rijk beloond door de dankbare Koningin. Kort daarna (Mei) stak hij opnieuw met een aantal nederlandsche ridders naar Engeland over om er den jongen Eduard III te helpen tegen de Schotten, de eeuwige vijanden van de Engelschen. Ditmaal liep de onderneming niet zoo schitterend af maar de Hennewieren behaalden toch wederom grooten roem in den strijd tegen de wilde schotsche stammen op de engelsche grens. Het huwelijk van den jongen Eduard met Philippa van Henegouwen, de fiere dochter van graaf Willem I, was van deze verbintenissen het gevolg. Later was Beaumont meermalen de vertegenwoordiger van zijn broeder en van zijn neef in Henegouwen en Holland, vooral tijdens de herhaalde afwezigheid van den laatste buitenslands. Ook aan den slag bij Cassel en menig ander gevecht nam hij deel; hij was een der schitterendste tournooihelden van zijn tijd. Hij was de raadsman van graaf Willem IV in diens politiek tegenover Frankrijk en Engeland en heeft zich ten slotte met Frankrijk verzoend, vooral door tusschenkomst van zijn eigen schoonzoon, den graaf van Blois. Bij de laatste onderneming van zijn avontuurlijken neef tegen Friesland (26-28 Sept. 1345) was hij tegenwoordig en ontkwam na diens nederlaag en dood zelf den dood op de friesche kust alleen doordat men hem, die reeds gewond was, in een schip buiten het slaggewoel brachtGa naar voetnoot1). Hij nam dadelijk het bestuur in de verweesde graafschappen in handen. De noodlottige dood van den kinderloozen graaf Willem bij Staveren had heer Jan de gravenkroon van dat gewest kunnen verschaffen maar hij bleek niet gezind om zijn nicht, keizerin Margaretha, de oudste zuster van den overleden graaf, haar erfdeel te betwisten; daarbij kwam, dat hij, wiens eenige dochter met den graaf van Blois gehuwd was, slechts geringe dynastieke belangen kon laten gelden. Hij vergenoegde zich met hare rechten te beschermen, wat onmiddellijk zeer noodzakelijk bleek te zijn, daar vooral in Holland en Zeeland een sterke partij onder den adel zich tegen de Keizerin begon te verzetten. Beaumont, die zich met de hollandsche woelingen weinig ingelaten schijnt te hebben, wist in Henegouwen de orde behoorlijk te handhaven en zag zich weldra door de Keizerin als haar stadhouder in dit gebied erkendGa naar voetnoot2). Omstandigheden, die zich uit de geschiedenis van het duitsche Rijk na den dood van haren keizerlijken gemaal gereedelijk laten verklaren en meer met Holland dan met Henegouwen samenhangen, noodzaakten de Keizerin weldra (Maart 1347) haren tweeden zoon, hertog Willem van Beieren, die reeds bij het leven zijns vaders als haar opvolger (‘verbeider’) was aangewezen, te belasten met de regeering van hare graafschappen in de Nederlanden, die volgens keizerlijk besluit niet van elkander mochten worden gescheiden. Ook toen bleef de heer van Beaumont, die zich aan deze regeling onderwierp, stadhouder van Henegouwen en nam als zoodanig met de henegouwsche ridderschap ijverig deel aan den oorlog tusschen Engeland en Frankrijk, nu aan de zijde van den franschen Koning, die hem door de schenking van rijke goederen en leenen aan zich | |
[pagina 314]
| |
had weten te verbinden. In den slag van Crécy streed hij dan ook met zijn Hennewieren voor koning Philips tegen zijn ouden bondgenoot Eduard III. ‘Ainsi messire Jean de Hainaut demeura François tout son vivant.’ In den twist, kort daarna tusschen de Keizerin en haar zoon uitgebroken, speelde Beaumont een bemiddelende rol, ten gevolge waarvan wij in Henegouwen, waar hij, als hoofd der ridderschap en raadsman van Margaretha, eigenlijk heer en meester was en haar zoon wist in toom te houden, dan ook zeer weinig bemerken van de woelingen, die Holland en Zeeland toen ter tijde zoozeer beroerden. Zijn nauwe verbintenis met Frankrijk, waaraan ook keizerin Margaretha zich hield, verschafte aan Henegouwen rust van deze zijde, terwijl koning Eduard III van Engeland zich meer en meer met den opgestanen hertog Willem van Beieren, den beheerscher van Holland en Zeeland, verbond. De verzoening van moeder en zoon in 1354 was vooral aan Beaumont te danken.Ga naar voetnoot1) Bij dezen zoen bleef alleen Henegouwen aan de Keizerin. Doch reeds twee jaren later overleed zij en hertog Willem volgde haar thans ook hier op. De laatste der Avesnes beleefde dit optreden van het beiersche huis niet meer. Hij stierf 11 Maart 1356. Zijn rijke bezittingen vervielen aan zijn dochter, die ze aldus overbracht in het beroemde fransche geslacht van Blois.
Zoo was dan het Huis van Beieren in Henegouwen opgetreden. Zijn eerste vertegenwoordiger heeft niet lang van zijn heerschappij genoten: reeds in het vroege voorjaar van 1358 is hij als krankzinnige overgevoerd naar het henegouwsche kasteel van Quesnoy, waar hij eerst na 30 jaren opsluiting gestorven is. In dien tusschentijd heeft zijn jongere broeder hertog Albrecht, door de erfverdragen van het beiersche huis als zijn opvolger aangewezen, ook in Henegouwen als ruwaard de regeering waargenomen. Dit ging evenwel ook hier niet zonder moeilijkheden. Ook hier scheen thans de opvolgingskwestie tot een burgeroorlog te zullen leiden. Ook hier dreigden een oogenblik de steden zich in deze omstandigheden tegenover den machtigen adel te zullen stellen en haar voordeel te doen met de toenemende verwarring in het land. Gelijk in Holland betwistte Albrecht's oudste broeder Lodewijk hem ook hier de voogdijschap over den krankzinnige en diens gebied. Lodewijk verscheen in Henegouwen, gesteund door adel en geestelijkheid, terwijl de hoofdsteden Bergen en Valenciennes daarentegen Albrecht erkenden. De bijzonderheden van dezen twist zijn ons vooralsnog onbekend. Dit alleen weten wij, dat reeds in Juni van hetzelfde jaar Lodewijk van zijn aanspraken afzag. De henegouwsche steden bleven, gelijk zij sedert lang gedaan hadden, met de beide andere standen: adel en geestelijkheid, samenwerken in de ‘parlementen’ en ‘dagvaarten,’ waar de drie standen samen weldra het recht van belastingbewilliging van den vorst verkregen en met hem feitelijk de regeering voerdenGa naar voetnoot2). Albrecht, ‘le duc Aubert,’ was een waardig opvolger der ridderlijke Avesnes. Froissard roemt hem, zijn beschermer, zeer en vergelijkt hem herhaaldelijk met zijn grootvader Willem III. Ook Albrecht aarzelde meer dan eens, welke partij hij zou kiezen bij het opnieuw uitbreken van den krijg tusschen Engeland en Frankrijk, waarin Henegouwen voor het eerste nog altijd dezelfde waarde had als een geschikt punt van uitgang voor een inval in het fransche koninkrijk, waaraan dit graafschap grensde. Maar de invloed der familie van Blois en van de franschgezinde Johanna van Bra- | |
[pagina 315]
| |
bant, de nabijheid van Frankrijk, zijn leenverhouding tot dit rijk wegens het graafschap Oostervant - dit alles bracht hem tot een jegens Frankrijk welgezinde onzijdigheid, later tot definitieve aansluiting aan dat land. Daarbij kwam ook, dat Eduard III in naam zijner gemalin Philippa aanspraken maakte op een deel der erfenis van de Avesnes, aanspraken, met name op het gunstig gelegen Zeeland, die hij eerst in 1372 voor goed liet varen. De verloving van Albrecht's oudsten zoon Willem met een dochter van den franschen KoningGa naar voetnoot1) bevestigde de verbintenis met Frankrijk en al kwam van het huwelijk niets door den dood der fransche prinses, in 1385 huwden Albrecht's zoon en dochter met de dochter en den zoon van den toen in Frankrijk almachtigen Philips den Stoute van Bourgondië, terwijl de jonge koning Karel VI zelf in het huwelijk trad met Albrecht's nicht Elisabeth (Isabeau) van Beieren. Deze bourgondische huwelijken beslisten over het lot van Henegouwen. Ook dit graafschap was sedert bestemd om in den bourgondischen kring te worden opgenomen. Maar het zwaartepunt der beiersche heerschappij lag minder in dit gewest dan in het toen krachtig opkomende Holland. Henegouwen deelt in het lot van dit laatste graafschap en speelt in den lateren strijd tegen de bourgondische heerschappij slechts een ondergeschikte rol. Holland had het toen geheel en al overvleugeld.
De verbinding met Holland had voor Henegouwen nog andere gevolgen, wat de regeering des lands betreft. Zoowel de Avesnes als de vorsten uit het beiersche huis hielden hun verblijf beurtelings in Henegouwen en in Holland, maar terwijl nog graaf Willem I (III) gewoonlijk in Henegouwen verblijf hield, blijkt Holland reeds onder graaf Willem II (IV) zeer spoedig de hoofdzetel van den gemeenschappelijken landsheer geweest te zijn. Een paar maal per jaar verschijnt de graaf in zijn zuidelijk gebied en de regeering wordt er overigens voornamelijk overgelaten aan den ‘grand bailli’, gewoonlijk een aanzienlijk henegouwsch edelman, die een groote zelfstandigheid bezit. Hij is hoofd der rechtspraak, benoemt de ambtenaren, beheert de financiën en voert het bevel over het feodale leger. Jan van Beaumont had onder Willem II en Margaretha dezen post in handen en onder dien trouwen bloedverwant leverde de groote macht van den ‘grand bailli’ geen bezwaar op. Anders was het echter onder Albrecht, die den machtigen henegouwschen edelman Sohier van Enghien met de invloedrijke waardigheid belastte. Ook hier ontgaan ons de bijzonderheden van het geval, doch wij weten, dat Sohier in 1364 door Albrecht plotseling uit zijn slot werd opgelicht en na een kort proces onthoofd. Zijn zonen en andere verwanten begonnen toen een krijg tegen den hertog, die eerst na twee jaren erin slaagde orde en rust in Henegouwen te herstellen. In lateren tijd liet hertog Albrecht de regeering in Henegouwen voeren door zijn oudsten zoon, graaf Willem van Oostervant, die hem als Willem IV (VI) is opgevolgd. De zelfstandigheid van het graafschap was onder dezen zeer groot en men bemerkte er zeer weinig van dynastieken samenhang met Holland, die trouwens nooit tot administratieve vereeniging van de graafschappen is uitgebreid. Henegouwen en Holland hebben dus altijd een volstrekt afgescheiden bestuur behouden, zoowel onder de Avesnes als onder het beiersche geslacht. Meer en meer begonnen intusschen de steden ook in Henegouwen zich | |
[pagina 316]
| |
te verheffen, terwijl de adel, hier gelijk elders in West-Europa, zijn beteekenis verloor. De vreeselijke nederlagen bij Staveren, Crécy en. Poitiers hadden den henegouwschen adel zeer verzwakt; ook de talrijke avonturen en veeten van Jan van Beaumont en Willem II moeten den dapperen Hennewieren veel kracht gekost hebben, vooral de voortdurende engelsch-fransche verwikkelingen, waarin zij blijkens Froissard's verhalen een zeer aanzienlijke rol speelden. Meermalen is de bloem van den henegouwschen adel op het slagveld gevallen en hadden de kasteelen van het land het verlies van het grootste deel hunner mannelijke bewoners te betreuren. Zooveel bloedverlies moest, hier gelijk elders, ten slotte tot bloedarmoede leiden. De kleine steden daarentegen bloeiden steeds meer. Zij werden reeds door graaf Willem I zeer begunstigd. Hij bevorderde er niet alleen de lakenindustrie maar onthief ze ook van allerlei lasten. Hij brak er de macht der regeerende geslachten door de jaarlijksche verkiezing van schepenen in te voeren. Hij begon er de Joden toe te laten. Ook Albrecht heeft den henegouwschen steden, die tegenover den aan zijn broeder Lodewijk gehechten adel aanvankelijk reeds zijn zaak steunden, vele voorrechten geschonken en daardoor haar bloei doen toenemen. Ook hier zien wij dan ook op het einde der eeuw de steden zich met de landszaken bemoeien, vooral weder wat het opleggen van lasten aangaat. Daarmede is de macht der feodaliteit ernstig bedreigd en begint Henegouwen zich in de richting der burgervrijheid te ontwikkelen. Bergen, dat in 1386 op zijn gestadigen wasdom wijst en van Albrecht de bevestiging van oude voorrechten verkrijgt, ziet vierentwintig jaren later voor het eerst zijn recht gecodificeerd; te Valenciennes worden in 1369 de oude communale privilegiën zeer vermeerderd. Doch de feodale traditiën bleven zich hier nog langen tijd handhaven. Als graaf Willem IV (VI), de trouwe bondgenoot van het fransche koningshuis, in de fransche burgeroorlogen omstreeks 1400 een belangrijke rol speelt, is de henegouwsche adel, hoe verzwakt ook, zijn steun in de veldtochten, die hij in Noord-Frankrijk onderneemt om den bourgondischen invloed aldaar te versterken. Aan dien henegouwschen adel vertrouwt hij zijn eenige dochter Jacoba toe, die er wordt opgevoed in de adellijke gewoonten en den ridderlijken geest aankweekt, waardoor zij zich niet alleen onder de vrouwen maar zelfs tegenover de mannen van dien tijd zoozeer onderscheidt. Henegouwen vooral is het land, waar de adel haar en hare moeder met ridderlijke trouw jaren lang beschermt tegen de lagen van haren listigen en machtigen bloedverwant, hertog Philips van Bourgondië. Hier vindt de laatste loot van den beierschen stam, de laatste der nederlandsche feodale vorsten in den ouden zin des woords, hare vurigste dienaren, hare trouwste ridders, de echte nakomelingen der loyale Hennewieren, wier lof hun tijdgenoot Froissard heeft gezongen in zoovele bladzijden van het werk, dat hij, ‘sire Jehan Froissard, natif du comté de Hainaut et de la bonne, belle et coquette ville de Valenciennes,’ aan de voeten legde der ‘très haute et trés noble dame, madame Philippe de Hainaut, reine d'Angleterre,’ zijn aangebeden meesteresGa naar voetnoot1). Hij bezingt er geestdriftig de ‘prouesse’ van zijn tijd, waarvan hij: meent, dat ‘on ne trouverait en nulle histoire tant de merveilles et de grands faits d'armes.’ Die ‘noble vertu,’ ‘la mère matérielle et la lumière des gentilshommes,’ heeft voor de Nederlanden in Henegouwen haren besten bodem gevonden. |
|