Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 281] [p. 281] Aan d'Edle Heer, Mijn Heer en Vriend Joan Klenkke, Ridder, Heer van Odesse, Meester der Vrye Konsten, en Hoog-Leeraar der selver in de doorluchte Hooge School t' Amsterdam. Op het singen en speelen van Celestyn. Vocem mirare Canentis. HEt sy mijn Celestyn haar boesem loost, En roert haar schelle gorgel, En drilt, gelijk een Orgel, Haar soete stem op maat, gelijk in 't Oost Van 't Haagsche Bosch de heldre Nachtegaalen: Het sy haar vlugge ving'ren Langs Cymbel-stekken slingren So schichtig, die geen schim sow achterhaalen: Het sy haar Tong stemt met haar vingers saamen; Het sy, hoe 't sy Heer Klenkke, Ik kan my niet bedenkke, Hoe eene Maagd so seer my kan beschaamen. [pagina 282] [p. 282] En doen mijn Sieltjen in mijn Ligchaam vlotten, Mijn Siel die dan soekt gangen, Om d'uittocht te ontfangen, Komt hart en leever my al kittlend knotten, Door 't galoos keeltje schijn ik dan te sweeven In 't sweevend swerg der Heem'len; Haar Tong en Hand-geweem'len Die geen ontset, ontsetten my mijn Leeven. Wat sal ik seggen van die Celestyn? Is sy geen Heemel-rye, Of self een Harmonye, So singt en speelt een Engel in haar schijn. Op haar Kusjes. GY doet Violen in mijn Handen, En Kusjes op mijn Lipjes stranden: 't Is bey voor my wat ongemeens, Doch bey der geur is eeven eens. Op haar Lonkken. DE min verbrand my door uw tintlend Oog-gelonk, Blus my met Kusjes, eer ik word geheel een vonk. [pagina 283] [p. 283] Op haar Poeyeren. WAarom strooyt gy in 't Haar die Poeyergeur? Of meent gy, dat de dood staat voor uw deur? De dood, die 't al in stof verwisselen sal; My past die poeyer-stof het best van al; De liefde my al leevendig verteert, Die my in stofen asch eerlang verkeert. Op een Violet. CElestyn uw Violette Neem ik dankbaar als een gaaf: Ik, u trow verplichte Slaaf, Sal die vriendschap noit versette. Uw gift is gifteloos, die weergift tart. Weet gy mijn weedergift, so roep het hart. Vorige Volgende