Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 102] [p. 102] Toen Celestijne op het land was. Wys; Coquille. 1. HOe ge-luk-kig is dat Beemster Landje, Daar mijn Lief, dat lieve stookkebrandje! Welk een eer geniet die hut, Sich voor Phoebus in beschut. Klaver grasjes dartelt nu vry langs uw akker, Celestyn heeft sachjes u betreên: Groeyde gy niet, doen s'er wandelde, en wakker Sond haar asem na u heen. [pagina 103] [p. 103] 2. Ey getuygt my, hoes' haar heeft gequeeten Toen sy onder d'Ollem sat Daar sy teegens wil, verbod, en weeten, Kreeg mijn schriftlijk minne-blad. Toen sy las van al mijn pijn en minne-smarten, En vernam hoe veel ik om haar leed, Ging haar die geschreeven klacht niet wat ter harten? Was haar meely niet gereet? 3. Schooten niet haar kostelijkke Traantjes. Dat onschatbaar silver nat, Over haare Minne-baantjes, Daar ik lang geen oog op had? Kreegse met haar Fidamant geen meededoogen? Stemde sy sijn minne-bee niet toe? Seyse niet, mijn weyger-tijd is al vervloogen, Ik ben nu mijn wreedheyd moe? 4. Grasjes klapt my dit, ik sal het swijgen: Maar helaas sy'n durven niet, Gy sult nimmer straffen daar voor krijgen Dat gy haar besluyt verried. d'Ollem-boom sal-my haar voorstel wel vertellen. Siet die Takken buygen sich alree. Nu die blaân mijn Liefs besloote weer-min spellen, Knikken al de Grasjes mee. Vorige Volgende