Fidamants kusjes, minne-wysen en by-rymen aan Celestyne(1663)–Joan Blasius– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] Kus-Besluyt. Overmits hy niet vernoegt in haar by noch af-wesen is, so versoekt hy, om met haar te moogen trouwen. MYn Celestyn, mijn lief, mijn licht, mijn lust, mijn Leeven, Wat of dit wesen mach Dat ik niet sonder u, noch ook met u kan leeven, Want als ik dag aan dag In uwe kaamer sit, of op uw Beemster-landen My Harders-wijs vermaak, So voel ik flux mijn hart gelijk een AEtna branden. Wen ik uw lipjes raak, En wil, als Damon doet sijn Galate, u kussen, Of als Amijntas met Sijn Thestylis, die 't vuur door strookken weet te blussen, So ben ik gansch verhet, Maar als d'afgunstig' uur der nacht-tijd komt te naad'ren, En scheyd ons weer van een, So word ik als een bloem, waar in de leevens aad'ren Verlept sijn, afgesneen, En van sijn struyk geknot en tussen Maagde borsten [pagina 48] [p. 48] En lijf-riem ingeleyt, So welkt die Bloem, daar dou noch voedsel vallen dorste Noch Zephijr windje weyt, Dit is de reeden, lief, om dat een eew'ge droefheyd Mijn wellust houd verset. Want als ik by u ben, mijn hart al om behoef pleyt. En na de Trouw-nacht helt. En als ik uw weer mis, so vrees ik dat een ander Uw Minne-gunst geniet. O Goon! hoe vallen wy so beyde met elkander, In blyschap en verdriet? Indien gy Celestyn mijn smert begeert te enden So trouw my voor uw Man, Dan word gesucht gekus, die vreugd verjaagt ellenden Men vang dan 't huw'lijk an, Drie-dubbelt lukkige, die sich in d'echt doen binden Door ongeschonde trouw. Die echt gehechte knoop sal sich niet eer ontwinden. Eer het den Heemel wouw. UYT. Vorige Volgende