Verhandelinge van de opvoedinge en ziekten der kinderen
(1684)–Steven Blankaart– AuteursrechtvrijI.SEker jongetjen van vyf of zes jaaren, klein van gewas, leggende langen tyd siek en onnoozel geplaagt van de Steen, zoo dat d'Ouders rezolveerden hem te laten snyden, maar dewyl het de swakheid des Lyders niet toeliet, quam endelyk te sterven. | |
II.Meester C. Iben begerig zijnde 't zelve te openen, 't welk toegestaan wierd. Het lichaam door den zelven geopend zijnde, was de Linker nier wel driemaals zoo groot als het behoorde, en daar en boven geheel wanschapen, van binnen hol, die vol van een witte etter was vervult, en met een Steen, van gedaande als in de seventiende Figuur te zien is. | |
III.Tot de blaas komende, bevond hy de selve zeer | |
[pagina t.o. 294]
| |
[pagina 295]
| |
styf ingetrokken en by gevolg dik, de groote volgens de groote der steenen, zoo dat het onmogelyk was, de zelve een stroo-breed, uit te rekken, zoo dat daar in twee steenen gesloten lagen, die de holligheid van de blaas zoodanig vervulden, dat'er niet een lepel vol Pisse in konde komen, ook konden deze Steenen d'een voor d'ander niet een zier verschoven werden, dewyl de blaas daar zoo styf om toegegroeit was, en een stroo-breed dik, zulx is ook elders in Beverwijk te zien. | |
IV.Hy toonde de Vader de wyse van het Steen-snyden, en dat zulx in deeze gelegentheid onmogelijk had geweest, de steenen daar uit te halen, zonder merkelyke force oft schade aan de blaas te doen, want ze waren beide te groot, om te gelijk door het Foramen van het Os Pubis, Coccygys, &c. te halen, tussen welke deze Steenen ook zeer plat waren gevreven en geschuert. En wyl d'een voor, en d'ander na om voorgemelte redenen niet konde uitgelicht werden, zou het niet alleen zeer gevaarlyk maar zelfs onmogelyk zyn geweest: Darom dienen altyd alle omstandigheden wel ondersocht te werden, eer alles werd in't werk gestelt. | |
V.Petrus Frank verhaalt van een Kind dat zo groten Steen had, 't zelve genoodzaakt waar, | |
[pagina 296]
| |
boven het Os Pubis in den Onderbuik te snyden, om alzoo plaatze tot den uitgang der Steen te hebben. Siet de Steenen in de achtiende Figuur. |
|