Verhandelinge van de opvoedinge en ziekten der kinderen
(1684)–Steven Blankaart– AuteursrechtvrijI.Al is't dat men op de Kinderen noch zoo zeer past, zoo zynse ons noch altyd te gauw, met klauteren en klimmen, en dan gebeurt het niet | |
[pagina 239]
| |
zelden datze een buil oft een gat in't hooft vallen, of een gat in de knye en diergelyke meer. Na welke val de vezeltjes, gelyk als eenigsins gekneust zijn, die haar sappen niet wel door laten, op die gevallen plaatsen soodanig komen te vergaderen, datse de huid uit setten, en ons een buil vertoonen, goede raad is dan duur, en 't Kindje schreuwt helder op. | |
II.Soo ras als men dit gewaar werd, heeft men maar een graauw-papier met Brandewyn nat te maken en leggen het daar op, dat men eenige reisen op een dag moet nat maken: en die het noch beter begeert doe daar wat Campher by: en die noch veiliger wil gaan, zal best doen myn Spiritus penetrans te gebruiken, die alle beletselen weg neemt, waar door yets quaats konde gebaard werden. |
|