Verhandelinge van de opvoedinge en ziekten der kinderen
(1684)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 135]
| |
I.DE Kindertjes noch heel jong zijnde, en geen weten hebben datse Pissen of Kakken, gewennen zig daar somwyls soo seer toe, datse 't selve niet konnen laten, latende alles maar in het Bed en Luyeren loopen, het welke een groote moeyelykheid veroorsaakt aan die gene welke haar opvoeden: Egter doen het de Kinderen niet alwillens, want se sulx, ouder geworden zijnde, doen datse het niet en weten. | |
II.De Reden hier van is, datse het, van datse geboren zijn af gewoon zijn, wanneer men tegen de selve noch met geen redelykheid konde tegen gaan: nu door dese gewoonte zijn de beweeg-pijpjes van de Pis-deelen ook gewoon, door de sappen die daar tegens haar wil invloeyen soodanig bewogen te werden, dat de ziel geen weten van dat gevoelen heeft, of ten minsten se let'er niet op, want de ziel oordeelt niet van dingen diese gewoon is. En 't gaat hier mede gelyk als met seker Professor, welke wel goed en heerlyk Latyn sprak, maar in eenen Lesse, die | |
[pagina 136]
| |
hy in een half uire gedaan had, kon hy het woord Nimirum eenige hondert malen seggen, sonder dat dien goeden Heer juist dagt, dat hem sulx misstond, maar daar na, door eenige van zijn Collega's daar over aangesproken zynde, ontwende hy het sig meer, om dat als hy sprak, daar op dagt, en de ziel daar van bewust was, maar egter kan het noch niet schielyk afgelaten werden, want die indruk, 't zy dat men het sig selven erinnert, of dat men sulx van een andere erinnert werd, so werd die indruk door die menigvuldige reisen soodanig gemaakt, dat de geesten soo gemakkelijk niet meer daar door vloeyen als te voren, want op elke erinnering werden die sappen oft geesten sodanig te rug gehouden datse niet dan met goed vinden van de wille alleen vloeyen of opgehouden werden. Even op de zelve wijse gaat het ook met het Pissen en Kakken der Kinderen, welke het van jongs aan soo gewoon zijn, datse het niet en souden laten, ten zy ze zelfs begonden te merken, dat het onbetaamelijk was, of sulx van andere wierden gesegt. En, wanneer van dese onbetamelijkheid een indruk begint te komen, so laten zy het, ten sy die geesten in die beweeg-veselen zijn, eerse het selver weten, en dan komt het haar schielyk over, so datse dan roepen, Pisse, pisse; Kakke, kakke: En, eer men na haar siet, so is't te laat. Egter na lange tijd, werd die indruk, van datse sulx niet mogen doen so groot, datse het eindelijk laten. | |
[pagina 137]
| |
III.Maar dewyl dat'er eenige zijn, die tot haar seven en acht jaren, ja somwyls langer in het bed pissen en kakken, soo moeten wy daar yets over seggen, 't gunt tot de Genesinge dienstig is. Indien zulx aan Kinderen gebeurt, die behalven dit, niet anders scheelt, is't een teiken van dat hare geesten zo vloeibaar zyn, datse die deelen bewegen eerse het selver weten; of datse onagtsaam zyn dien indruk te erinneren, en het maar laten loopen. Of, dat de meisjens, die de Kinderen des nachts redden moeten, te leuy zijn de Kinderen te helpen, so latense het maar loopen. | |
IV.Men moet de Genesinge dan soodanig aanstellen, dat de Kinderen tot schaamte komen, 't zy met dreigen, of soetigheid en vermaninge, yets te beloven, daar hare sinnen op spelen, want dese geven de beste indruk, en alhoewel dit juist niet ten eersten soo grift gaat soo gewennen zy egter daar toe, om het allenxkens te laten: En wanneer sy het somtyds laten, moet men haar prysen, en iets geven: Maar als se dat niet laten bekyven en niets geven. | |
V.Maar somwyls kan het gebeuren, dat dese deelen door het binden van Breuk-banden als half verlammen, so dat het lange duurt, eer sy | |
[pagina 138]
| |
zulx konnen ontwennen, om dat sy dien invloed der geesten niet gewaar wordende, maar laten loopen, voornamelijk als sy des nachts slapen. | |
VI.Het kan ook veeltyds gebeuren, dat de jongens of meisjes al school gaan, en het maar in de broek doen, en dit gebeurt dikmaals, om dat se wreede en straffe Meesters hebben, aan wien de Kinderen geen verlof durven vragen, en laten het dan eer in de broek of rokken glyen, als so een quade meester aan boort te klampen. | |
VII.Noch zijnder gevallen in de Kinderen van Steen, Verlamtheden en diergelyk, in welke het dreigen niet en helpt, want de Kinderen, al sloegmen se dood, zoo konnen sy het niet laten. |
|