A./ ... Hooft[-stuk]
van de ruige [waterhond]
I. den twintigsten van [doorgehaald: L] oogst-maand 1687, is my van [doorgehaald: Rotter-] swyndregt, door Gerard Loendersloot, (Heelmeester aldaar en Liefhebber
om de voort telinge deser [dierties] te sien) een rups gesond[en, w]elke met vyf regels bossen haar [digt] beset was, van de staart tot het hooft toe. dat is, aan yder syde stonden twee regels, en een over de rug. het hair was [doorgehaald: dron] donker kastanie bruin.
II. aan yder syde was een band die meer wits wilde vertoonen, voorts was hy duister koleurig. de kop was geel van koleur, met de ses scherpe pooties aan den hals, en de agt [doorgehaald: stof] stompe aant middellyf en de twee stompe aan den staart.
III.[doorgehaald: ik wi] als ik hem aanraakte was hy vry haastig int loopen, en