eerve na quamen spinnen, die d' eijeren van het tweede uitzogen: doe deed ik de spin in een ander suiver glas, alwaar sy ten derden male eijeren uit, nu weten. lei, uit welke spinnen quamen, nu wetende dat de selven by geen mannetien, na het eerste eijeren leggen geweest waren, moet ik besluiten, dat deselve mannetien en wyfjen syn. ik voede hem weder dik, en heeft voor de vierde reis volkomen eijeren gelegt.
VIII. Het Iaar daar na 1694. in't begin van grasmaand, gaf ik hem wederom vliegen: en heeft ontrent het midden van bloeymaand eijeren gelegt, sonder dat daar een mannetien is by geweest, en int midden van Iunius zyn daar mede spinneties uit voortgekomen.
IX. int begin van augustus heeft hy wederom eijeren gelegt: en heeft jongen geteelt.
X. 1695. den 28 mei heeft hy andemaal eijen gelegt, waar uit in't laats van Iunius nieuwe spinneties quamen. Heeft in't laats van de selvige maand weder eijeren gelegt. maar niets uitgekom.