eene gat half uit, en dan het andere gat uit, soo dat het hem heeft konnen keeren en wenden. Dit huisjen wat grauw van koleur, buiten twyfel uit syn quyl, en eenige houte afgeknabbelde deelties te samen geflanst. Sy sitten veel in de oude houte solderingen, voornamentlyk, jong synde gehakt is, in welke de selve mot haar eijeren in verbergt, uit welke dese wormties groeijen.
III. Agt dagen daar na quam dit wormtien niet meer voor den dag, maar bleef in syn huisjen tot den 15 van Hoeymaand, synde onderwylen in een popjen verandert, want op die selfde dag was het popjen half uit syn huisjen gewentelt, en daar quam een klein bruinagtig motjen uit voort.