styfden. dit beesjen had vier pootjes, twee pluimties, met soo veel hoornties, en twee lange omgekromde oft omgerolde snavelties, daar het nog yts mede uit de bloemen suigt.
VI. Sy syn in 't vliegen seer gauw, en komen in't voorjaar en na-jaar te voorschyn. Maar datse sig in de boere schoorsteenen des winters souden onthouden, gelyk Goedaart meint, is gedwaalt, soo ik mein, maar het is te gelooven, dat sy hare popjes daar in verbergen, en des winters door de warmte des vuurs uitgebroeid werden, en aldus op een warme sonneschynende dag uitvliegen.
VII. als sy eerst uit haar popjes kruipen, soo laten sy een droppel bruinagtig vogt vallen, en een weinig daarna een weinig klaar-vogt. Eene