hy wierde my door myn goede Vrind Simon Schynvoet van 's Graven-land mede gebragt, welke sig ter-stond tot verandering stelde, namelyk den vyftienden van wiedemaand; sy spon een kastanie bruin tonnetien, vry hard en digt van stoffe, om haar lyf; in welke sy in een popjen quam te veranderen, bruin van koleur.
III. een maand ontrent daarna, brak het tonnetien door, en daar kroop een schoonen rus-geelen Uil uit, hebbende op yder vleugel van