| |
Het XIV. Hoofd-Stuk. Van de gaande en komende Koorzen: welke alle dag, om den anderen dag, of om den derden dag komen.
ALhoewel de gaande en komende Koorsen, die zoo wel in de Steden als ten platten Lande de menschen overvallen, zoo oude als jonge, zonder onderscheid van Sexe: zoo zijn het evenwel mede Ziekten, daar nog Scheeps-lieden nog Legers vry van konnen zijn.
Het is maar al te bekend, om deze Ziekten te kennen: want d’ eene komt alle dagen, of precijs op een en de zelfde tijd, of zy komt wel wat vroeger of wat later. De anderen-daagse Tertiaan genaamt, komt mede precijs om den anderen dag, of verscheeld mede in vroegheid of laatheid: alzoo komt mede de Quartein ofte derden-daagse om den derden dag, latende gemeenlijk twee dagen tusschen beiden vry, en deze komt mede bestipt op haar tijd, of vervroegd oft verlaterd: het welk afhangt van de verscheide dispositien des bloeds, na dat ’er veel ofte weiniger koorsige
| |
| |
stoffe in het zelvige gevonden werd.
De Oorzaken nu van deze drie onderscheiden, zijn alle wel eenderlei, namelijk afhangende van een zuur, en een slijm, waar door een verwarde menginge des bloeds gebooren werd, zijnde onbequaam om aan de hersenen goede en bequame dierige geesten te leveren, waar uit de oorzaak gebooren werd van alle d’ onordentelijkheden des lighaams, als koude, krillingen, klepper-tanden, hert-kloppen, braken, ingetrokkendheid en bleekheid des aangezigts, trekkingen, doffigheid der oogen, onlust om iets te doen, dorst, verandering van Pols, en meer andere toevallen. Deze nu, zeg ik, zijn voor eerst alle afhankelijk van een verwarde menging des bloeds: ten tweeden, wanneer het bloed zoodanig gesteld is, moet noodzakelijk volgen, dat ’er en te weinig, of te wanschikkelijke geesten in de hersenen vlieten: en ten derden, dat alle de bewegingen die van deze geesten afhankelijk zijn, mede getroubleerd moeten werden, gelijk als het uit de opgetelde toevallen ligtelijk is af te meeten: want geen lid van ons lighaam dat zijn behoorlijke pligt waarneemt, zoo van innerlijke als uiterlijke: en alle die soorten van bewegingen, zijn alleen afhankelijk van deze bedorve geesten, het zy dat zy van te scherpen zuur zijn opgepropt, ofte te veel slijm by zig hebben.
| |
| |
d’Onderscheyden nu van deze drie soorten hangen af na dat’er veel geesten, die goed zijn, afgescheiden werden, en na de soorten van zuur die in het bloed fijnder ofte grover zijn: de verscheide zuuren bespeurd men genoeg in de verscheide Vrugten en Gewassen, als in Limoenen, Arangien, Aalbessen, onrijpe Druiven, zuure Appelen, Tamarinde, Zuuring, en honderd andere meer: deze nu alle geven een verscheide smaak op de tong, om dat alle de zuure deelen niet van eene grootte zijn, en by gevolg van geen eenderley beweging: ook dat d’ eene soort meer met andere deeltjes verknogt en vermengd is als d’ ander. Ja zelfs ziet men dat veele zoodanige Koorsen alleen door Limoenen, onrijpe Druiven, Aalbessen: Pekel-haaring, gerookte Salm, Kaviaart, &c. genezen zijn: Hoe komt dit? dan dat door het gebruik van dit tegenstrijge zuur en zout, de menginge des bloeds veranderd werd, zoodanig, dat het niet meer tot die koorsige stand kan geraken: want gelijk een weinig zeep, een gantsche Brouw-ketel bederft, zoo dat de Brouwer geen goed gegist en weinig Bier kan maken: alzoo gebeurd deze verandering mede in het bloed door bymenging van andere zuuren of zouten, dat dezelvige niet meer tot die koorsige stand kan geraken.
d’ Onderscheiden van tijden, hangen of
| |
| |
na dat ’er veel gijl in het bloed bederft, waar na ook veel of weinig geesten werden afgescheiden: wy eten en drinken dagelijks by na evenveel; zoo dat ’er by na even veel gijl alle dagen in het Bloed gevoert werd. Wanneer nu een derde van de gijl bederft, zoo werden daar meer geesten geboren, als wanneer daar twee deelen of drie deelen van bedorven wierden: en hier hangt d’ oorzaak van af, dat d’ eene dagelijks, d’ andere om den anderen dag, en een derde, om de twee dagen, en dat bestiptelijk op de zelfde tijd, verschijnt: maar zoo het gebeurt dat zy vervroegen ofte verlateren, dat is, om dat zy in haar levens regel of te buiten gegaan hebben, of te spaarsamelijk daar in geweest zijn: ook, of dat de koorsige stoffe meer aangroeit, ofte verbetert.
Die dagelijks overvals verzwakt zeer, en duurt al wat lang: zy verzwakt, om dat in die korte tijd, dat de Koors aflaat, te weinig is, om het Lighaam door noodig voedzel behulpig te zijn; en alzoo daar dan weinige geesten konnen voortkomen, zo moeten ook de kragten vervallen: deze Zieken hebben gemeenlijk wat veel slijm in het Bloed, dat d’ oorzaak is, dat zy de weinige geesten, die zy nog hebben, weinig uitwasemen; derhalven konnen zy haar zwak lighaam nog lang behouden; alzo zijn deze Koorsen niet zonder gevaar, want de geesten agterblijvende, houd ook het le-
| |
| |
ven op: want de Lijders vervallen in Water-zugt, Quaat-sappigheden, Slaap-ziekten, &c. waar van zy dan zelden opstaan.
Die om den anderen dag komt, heeft meerder tijd om voedzel en geesten aan het lighaam te verschaffen, daarom verzwakt die zoo zeer niet, en alzoo die brandiger is als de voorige, werd in de hitte der Koors meerder scherp zuur en koorsige stoffe uitgewasemd, dat de reden is, waarom zy maar eenige weinige reizen verschijnd, ten waare het voedzel verergerde, en men de bequame levens regels te buiten ging. Op het scheiden van deze, en ook wel in andere Koorsen, krijgt men wel zeeren en zweertjes aan de lippen; om dat door het Speeksel de meeste scherpigheid uitgedreven werd, (als mede door het sterk uitwasemen, en de loogige hoog-roode Pis) de lippen nu, door dwang van dorst, gelikt werdende, zoo blijft dat scherpe Speeksel aan de lippen vast kleven, het welke door zijn bijtendheid Blaren en Puisjes veroorzaakt, welke opengaande, verdroogen en een korst maken: en dit gebeurd wel aan gezonde, dat wanneer haar Bloed scherp is, en zy dorst hebben, dat zy mede de lippen likken, waar door zy mede zoodanige schurfde lippen bekomen.
In de derdendaagse Koors ofte Quartein, werden meerder geesten voortgebragt, eens-
| |
| |
deels om dat zy twee dagen lang vry zijn, en als gezonde haare oeffeningen doen: ten anderen, dat zy meerder voedzel gebruiken, dan na gewoonte vereist werd: dit doet haar sterkte hebben, en om het menigte voedsel kan de gijl in het Bloed zoo ras niet bederven: het groot verlangen na veel en dikwijls te eeten, geeft ontegensprekelijk te kennen, dat door een scherp Maag-sap (dat door de Slag-aderen en Maag-kliertjes daar geduurig insijpeld) de Maag-vliezen en Zenuwen zeer geprikkeld werden: want het tegendeel heeft men ondervonden, wanneer de Koorsige weinig eeten, dat zy slijmig zijn, en deze Maag-sappen slijmig zijnde, geven aan de Maag-vliezen en der zelver zenuwen weinig prikkeling. Dit blijkt dan genoegzaam dat het Bloed in de Quartein vol zuurs is: en alzoo men zulks nauwlijks kan dempen, zoo volharden deze soorten van Koorsen niet alleen weken, en maanden, maar zelfs geheele jaren: want door het menigvuldig voedsel, verslappen haar kragten zoo zeer niet, en daarom konnen zy het langer uitharden. Deze menigte van zuurs blijkt mede uit haar magere en Lood-verwige tronie, en geduurige kouwelijkheid.
In 't gemeen krijgt men deze Koors in de Herfst, en dan vergezelschapt hy de menschen wel de geheele Winter door; en wanneer die
| |
| |
in 't Voorjaar niet uitgeroeid werd; blijft die de geheele Zomer, en bygevolg de aanstaande Winter nog wel over. Wanneer des Zomers de geesten onzes Bloeds door de groote hitte der Zon meest vervlogen is, en het vlugge zout des Bloeds ten onder gebragt, zoo moet het zuur de meester speelen: dit onder-brengen van het vlugge zout, geschied door het gebruik van veel Ooft-vrugten, welke, wanneer die zonder Brood genut werden, aanstonds in de Maag bederven, verrotten en verzuuren: hier volgt dan noodzakelijk uit, dat het Bloed dagelijks met een zuure, en goore gijl opgevuld moet werden.
Deze Koors begint dan niet in de Zomer altijd, om dat zy dan nog veel zuurs uitwasemen; maar als in de Herfst de logt wat koelder werd, zoo is deze uitwaseming zoo sterk niet, en by gevolg, blijft daar meerder zuur in het Bloed, waar door het vlugge zout onzes Bloeds ten onderen gebragt werd, het welk d’ oorzaak is, dat d’ uitwaseming verminderd. Wanneer nu dit vlugge zout met het zuur vereenigd is, is het zwaarder van deelen, want twee lighamen aan malkanderen verknogt zijnde wegen te zamen zwaarder, en maken grooter lighamen uit, dan ieder op zig zelven. Hier volgt dan uit, dat door deze te samenvoeging ofte stremming, het vlugge zout als een Pekel-zout gemaakt werd: en al-
| |
| |
zoo de Pekel-zouten bezwaarlijk van haar zuur bevrijd werden, zoo is 't dat zoodanige Koorsen, ook zoo lange duuren. Dit zuur nu is mede oorzaak dat het Bloed dik en zwart is; want een dun en schoon-rood Bloed is gezond, vertoonende dat het vol vlug zout is.
Laat ons nu eens verder gaan, en zien, waarom na de koude der Koors een Hitte volgt. Deze Hitte is de Koors zelver niet, maar alleen een gevolg of een toeval op een Koors volgende. Zoo de Lijder altijd in de koude, dat is, in de Koors bleef, moest zijn Bloed van tijd tot tijd meerder verergeren en verdikken, zodanig dat de minste geesten in de hersenen konden afgelegt werden; het gantsche lighaam deze nu niet meer ontfangende, zoude moeten bezwijken en sterven: maar de Koorsige stof zoo veel niet zijnde, dat het Bloed zoodanig onder het jok gebragt, is dan onmagtiger, dan de kragten van het Bloed zijn: zoo dat wanneer deze koorsige stof zoo verre zijn kragten uitgespannen heeft, als die kan, begint het Bloed wederom zijn eige meester te werden, verschaft geesten, doet meerder logt in-ademen, en werd by gevolg meerder en meerder warm, en eindelijk heet en broeijend. Deze warmte en heete broejing is niet eigentlijk zoodanige als men in de gezonde bespeurd: maar het is een innerlijke beweginge des fijnen zouts en zuurs die tegens mal-
| |
| |
kanderen aan geduurig vrijven, en geslagen werden: en alzoo die beide stijve deeltjes hebben, moet men die aanzien als het Staal dat men tegens een Key aanslaat: waar uit men ziet dat ’er Vuur van ontspringt. En alzoo daar ontelbaare milioenen zoodanige deeltjes in ons Bloed zijn, zoo krijgt men eindelijk zeer groote hitte, die in een sterke uitwaseming, of in een zweet uitberst, waar door het Bloed van veel zuurs bevrijd werd. Deze hitte nu allengskens bedarende, zoo gaat de Koors af, zoo lange tot daar zoo veel Koorsige stoffe is aangegroeid, als tot een toekomende Koors te bereiden van nooden is.
De langduurigheid doet die veranderen in Scheurbuik, Water-zugt, Uit-teering, &c. in lighamen die veele verstoptheden onder-worpen zijn, werden die verstoppinge nog veel grooter, alzoo gezegd is, dat in zoodanige Koorsen door het overvloedige zuur het Bloed dik, drabbig en zwart werd: wat kan dan hier anders uit volgen, dan dat deze verstoptheden hoe langer hoe meerder aanwas moeten erlangen; hier uit ontstaat een quade gijl en een vertraagde voeding, die magerheid, en Uit-teering met alle de toevallen, die wy in de Scheurbuik en Water-zugt verhaald hebben: en, al was het zaake dat ’er te vooren geen verstoppingen hadden geweest, zoo is het zeker, dat zy door het koorsige Bloed konnen voortkomen.
| |
| |
Wat belangt d’ uiterlijke oorzaken, deze zijn alle die welke wy in de Scheurbuik aangehaald hebben: de koude logt, veel regen, en natte kleedingen geven hier groote aanleidingen toe. Rauwe en slegte spijzen, die vol zuur of zout zijn, slegt water drinken: te weinig exercitie, droefgeestigheid, ongewoonte om te Water of te Lande te dienen: te naakt gekleed, geen verschooning van linde; te weinig slapen, &c.
De Genezing dezer Koorsen zijn alle meest op een manier: de slijm moet men verdunnen, en het zuur dempen. Wy zullen eenige Medicamenten ophalen, welke in het generaal dienstig zijn, en deze bestaan in Purgeer-Middelen en in Braak-Middelen: waar van in 't voorgaande de Purgeer-Middelen bekend zijn: want het komt al op het zelfde wat voor een Purgeer-Middel men neemt: dog onder de voornaamste kan men tellen de
Gutta Gamba, |
Scammoneum, |
Jalappa, |
Zene-bladen, |
Aloë, |
Extractum Catholicum, &c. |
Deze alleen of onder malkanderen gemengeld, en in een behoorlijke Dosis ingegeven, doen veel slijm en zuur, die in de Maag en
| |
| |
Darm-sappen zijn, van onderen uitdrijven.
Wat de Braak-Middelen belangt, welke men in de hardnekkige derdendaagse Koors gebruikt: zijn de volgende:
Als
Vitrum Antimonii, |
Mercurius Vitae, |
Turbith Minerale, |
Crocus Martis, &c. |
Deze moeten mede op haare behoorlijke quantiteit en goede bereidinge ingegeven werden: waar door het lighaam meer geweld werd aangedaan, dan door het Purgeren: door welker geweld veel meerder slijm en voornamelijk zuur uit het Bloed geraakt: want de Braak-Middelen zijn oorzaak van trekkingen in des Maags vliezen en veselen: deze de kliertjes der Maag mede nijpende en vringende, ontfangen meer sap van de slag-aderen, als wanneer zy stil waren: en dit gaat zelfs zoo in onze mond toe; zoo de tonge zig niet beweegd, heeft men weinig speeksel in de mond: in tegendeel, die veel spreekt, die veel quyld: en door deze beweginge werd veroorzaakt dat de drooge spijzen, dadelijk door nat werden, om die te gemakkelijker te konnen doorzwelgen: dus, zeg ik, dan gaat het, door een grooter beweginge te maken, in de Maag toe.
Deze voor af gegaan zijnde: moet men zig
| |
| |
met zweetende Middelen behelpen: als van
Theriakel, |
Diascordium, |
Sal Absinthii, |
Cardui Benedicti, |
Crocus, &c. |
Deze Middelen moeten ingegeven werden een uur voor dat men de Koors krijgt, op dat men in het zweeten zy, eer de Koors aankomt; want zoo voor de Koors de deeltjes des Bloeds verschikt zijn, zoo werd de Koors de gelegendheid afgebroken om op nieuw zijn tragedie te spelen: en dit mag alzoo wel eenige reizen herhaald werden: het tweede effect, dat hier nog uit ontstaat, is dat zy veel zuurs zullen doen uitwasemen: het welk mede het oogmerk is, van 't geene wy beoogden.
Zuurtemperende-Middelen, hier voor beschreven, zijn hier mede dienstig, welke niet alleen het zuur in de Maag en Darmen temperen, maar zy doen ook de Pis afschieten, daarom is het niet vreemd, die te gebruiken met Coffée ofte Thée-drank, om alzoo een voerman te geven tot het beter afzetten.
Dit zijn dan de vier generaale Hoofd-middelen: laat ons nu overgaan tot eenige Specery-agtige en bittere dingen, welke men gemeenlijk tegens de Koors gebruikt, die daarom ook Koors-Middelen genoemt werden: deze zijn dan
| |
| |
De Wortels van Kalmus, |
Angelica, |
Galanga, |
Gentiana, |
Alant, |
Ostrutium, |
Pyrethrum, |
Zedoar, |
Gember. |
Bladeren van Alsem, |
Kleine Centautium, |
Gezegende Distel, |
Wijn-ruit. |
Saad van Worm-kruid, |
Reinvaar, |
Mostaart. |
Moschaat-Nooten, |
Witte en Swarte Peper, |
De Peruviaanse Bast, |
Myrrhe, |
Slangenhout, |
Brandewijn, |
Alsem-Wijn, |
Jenever-Brandewijn, |
Alants-Wijn, &c. |
Deze moet men, klein gesneden zijnde en gestooten, op Wijn of Brandewijn zetten, en des ogtens daar een Romertjen van nuttigen, voornamelijk zoo men een uur voor het aankomen der Koors, hier van een dubbelde
| |
| |
Dosis neemt, dat is, zoo veel tot men voelt dat de hersenen vry wat geraakt zijn: of men kan liever voor het aan komen een glaasje een goed glaasje gebruiken, en op de tijd der Koors nog een glaasje.
Door deze Middelen werden niet alleen de deeltjes van het Bloed verplaats, en de door-waseming vervordert, maar de slijm werd daar door verteert: en het voornaamste is, dat de Gal, die hier ontbrak, herstelt en vermeerdert werd, die de gijl en Bloed vloeibaar houd, en de door-waseming in een balance brengt.
Om deze veranderingen te bevorderen drinken sommige een goede Borst-lap van Alsem-Wijn: Brandewijn met Peper, of met gestoote Mostaart-zaad; Jenever-Brandewijn, en diergelijke sterke dranken meer: welke op haar tijd gebruikt werdende, een groote veranderinge in het Bloed baren. Men kan ook den Alsem, de Carduus Benedictus, de kleine Centaurium de Kina kina, het Slangenhout, &c. trekken op de maniere als Thée en dagelijks drinken. Veele nemen Aluin in met Notemoschaat, en dit geeft mede een verschikking der deelen in het Bloed, het welk mede een der voornaamste dingen zijn, welke men te vervorderen had.
Zoo wanneer daar nu te veel slijm nog in het Bloed mogt wezen, zoo maakt eenige Pilletjes van Gom Ammoniak, Assa Foetida, Sout
| |
| |
van Staal, Kreeft-oogen, Aloë, &c. laat hier des ogtens en des avonds ieder reis een Pilletjen van gebruiken.
|
|