| |
Het IX. Hoofd-Stuk. Van de Wormen.
ONder de toevallen van de Scheurbuik zijn mede de soorten van Wormen te reekenen: deeze teld men gemeenlijk driederley, als Lang-ronde, die de gemeenste zijn, welke zoo-wel in de Maag als in de gedarmten, voornamelijk in de dunne, daar de meeste gijl is, vernomen werden: een zeer kleine soort, vind men by duizenden in den ondersten darm, die daar veel gekriewel maken, en deeze noemd
| |
| |
Maijen. Een derde soort welke zeer zelden gezien werden, is de Windel-Worm, bestaande het lijf uit veele leden, zijnde zeer lang.
d’ Eerste en tweede zijn zoo oude als jonge kinderen gemeen. d’ Eerste maken door haar gekriewel en gewoel in de gedarmten ofte Maag, dat de menschen nog groeijen nog bloeijen konnen, van haar zelven vallen, en werden zoo qualijk en bleik in het aangezigt, met flauwe oogen, als iemand die sterft: voornamelijk zoo zy in de Maag logeeren.
Deze quaade toevallen zijn in d’ eene zwaarder dan in d’ andere: de Vrouwen schijnen daar door, gelijk als een soort van opstijgingen te krijgen, dat haar in de nagt wel gebeurd, en dus heb ik mede verscheide mannen gezien: dit komt alleen door haar gewoel, zeg ik, om dat dan de zenuwen zoo der Maag als der gedarmtens gekitteld werden; en, alzoo die zenuwen welke door d’ Ingewanden zig verspreiden, van de hersenen afkomstig zijn, zoo komt daar een groote onordentlijke beweeginge in de hersenen, en by gevolg in de geesten, die uit de zelvige door alle de zenuwen der Ingewanden loopen: dit is mede d’ oorzaak van een toetrekking des harts, waar door den omloop van het Bloed, die door de Longen en het hert moet passeeren, geheelelijk of ten deele belet werd. Dit gewoel port haar veeltijds aan tot braken, en daarom bra-
| |
| |
ken zy veeltijds Wormen door de keel en mond; zoo dat zy d’ eene ommezien schijnen en zelfs meinen te sterven, en d’ andere zijn zy na het braken weder fris en gezond.
De kleine Maijen vind men in den Endeldarm, welke zelden andere moeijelijkheid baren, dan een geduurig gekriewel: maar men heeft wel bevonden dat zy na een lang verblijf, den darm door-boorden en allengskens door de liessen ofte lassen door-braken.
De derde ofte lange Windel-worm, is zeer zeldzaam, alhoewel my die veele reizen is voorgekomen; deze maakt het gantsche lighaam zeer ontsteld, de menschen zijn als vergeven, zien geel in het aangezigt; hebben flauwten en hert-kloppingen. En al is 't dat deze Worm al gebroken is, zoo speelen de stukken ofte overblijfzels evenwel haare tragedie: deze stukken gelijkenen dikwijls na het zaad van de Kawoerden, en daarom Kawoerde-wormen ofte Cucurbitini genaamt.
Daar zijn voorbeelden genoeg van andere soorten van Wormen, maar alzoo die zelden voorkomen, meenen wy die alle niet te beschrijven; ziet eenige verbeeldzels by Paraeus en veele andere Schrijvers. Ik kan van deze Kawoerde-worm nog een toonen, welke is meer dan agt spannen lang, zijnde van een Soldaat in 't Leger afgegaan, maar zoo breed niet als wel sommige figuuren ons vertoonen.
| |
| |
Sommige Wormen hangen mede wel met heele klonters aan malkanderen, vertoonende door de opspanninge der darmen, gelijk als een hardigheid, en werd van 't gemeene volk Rijf-koek genoemt.
d’ Oorzaken van het groeijen op te halen zoude wel noodig zijn, maar alzoo zulks genoegzaam in mijn andere Werken bewezen is, en ik een groot Werk te schrijven, ontzie, zal ik tot de teikenen alleenig overtreden.
Zoo oude als jonge hebben veeltijds blauwe ringen om de oogen; om dat het Bloed door een Scheurbuikig zuur, het Bloed te dik en bygevolg te swart maakt, het welke door die vaatjes niet dan tragelijk konde passeren, zoo werden die deelen blauw-koleurig vertoont; en alzoo daar veel slijm by vervoegt is, hebben zy veeltijds als zakken, gelijk men zegt, onder d’ oogen.
Wanneer haar nu de neus jeukt, zoo peuteren en vrijven zy met de vingeren in de neus: want het snot heeft mede te veel scherpigheden; welke, wanneer de neus-vliezen somtijds droog werden, de zelvige door de ziltige deeltjes, die daar met een gedroogde snot blijven hangen, geprikkelt, en dat maakt deze jeukinge. Vorders werden door dit peuteren, eenige Bloed-vaatjes geopent, waar door dit neus-bloeden ontstaat. In het aangezigt is veeltijds een bolligheid, met een ongedane
| |
| |
koleur; zomtijds als gezond, maar by wijlen zoo werden zy schielijk bleek en ingetrokken, met fletse oogen en groote benauwdheid, even als of iemand aanstonds zoude sterven: want door dien de wormen woelen, zoo doen zy de gedarmten, die vol zenuwen der hersenen zijn, een groote moeijelijkheid aan: de geesten nu door deze zenuwen, loopen niet alleen door den onderbuik, maar ook door het Hert en Longen, waar door het herte toegeknepen werd, zoo dat, bygevolg den omloop des Bloed schijnd op te houden, en dit veroorzaakt de benauwdheid ontrent het hert. Het aanzigt nu, werd bleek: om dat het aanzigt mede zenuwen van de hersenen ontfangt, zoo dat de slag-aderen toegeknepen werden; en de rest loopt door d’ aderen weg, zoo dat de huid en Spieren des aangezigts van Bloed ontbloot werden, en by gevolg bleek en gelijk als een doode. Deze zenuw-beweging, welke de Darmen uitstaan, gaan mede over, door de gemeenschap met elkander, tot de Maag, welke daar door, tot een braken werd aangelokt, en hierom werden de Wormen welke zig in de Maag ofte bovenste Darmen onthouden, ligtelijk uitgebraakt, en dit zijn de ontwijfelbaarste teikenen; en op die wijze worden zy zomwijlen wel van onderen uitgeloost, voornamelijk indien zy door de veelheid van eeten; ofte door spijzen die zy niet ver-
| |
| |
dragen konnen, na onderen werden voortgeperst en aldus afgedreven.
Zy zijn veeltijds met een stinkenden adem behebt, want uit een quaad gestelde gijl, kan geen bequaam speeksel afscheiden, het welke in de Speeksel-klieren vertoevende, of ten minsten moeijelijker van het Bloed afgescheiden werdende, vertraagd, en werd als eenig verrot vogt in de mond uitgesijperd: en de stank werd men des ogtens best gewaar; want dan is de mond, tong, &c. zonder beweeginge, zoo dat dit speeksel langer in de mond vertraagd, en bygevolg meer bederfd, en des ogtens meerder stinkt.
Dat de gijl in het Bloed door een opgevuld zuur vergoord en schift, is gemeenlijk blijkbaar genoeg uit de witte Pis, welke veel van deze geschifte deeltjes door de Nieren tot in de Blaas toe sleept. Ik wil niet zeggen, dat dit altijd wormen beduid, want in verkoude luiden en andere, welke door te veel spijze overladen zijn, &c. geschied zulks mede wel. Ik wil daar maar alleen by te kennen geven, dat deze witte Pis gemeenlijk by de Worm-ziekten vervoegd is.
Om het menigvuldige zuur zijn deze lijders ook graag om veel te eeten; want alzoo dit zuure vogt geduurig in de Maag lekt, werd de zelve geprikkeld, welke prikkeling ons een denk-beeld van honger, en vervolgens
| |
| |
om te eeten, geeft: dit overvloedige zuur geeft een geschifte gijl, welke in de Melk-vaten gevrongen en geperst werd; en deze loopen door het Darm-scheil na de klieren van het Darm-scheil, alwaar een groot gedeelte dezer geschifte gijl-deeltjes blijven vertoeven, en een verstoppinge baren, die dan oorzaak zijn dat deze klieren verdikken en grootelijks uitgezet werden, waar door gelegendheid gegeven werd, dat de buik hard werd; en zoo men daar nog by rekend d’ opspanninge en verstoppinge der gedarmten, werd de Buik opgespannen en uitgezet als een blaas. Zoo men nu vorders overweegd, dat de verstoppinge in de Scheil-klieren is, kan men ligtelijk bevatten, dat’er weinig gijls, ten minsten maar dunne weyagtige door de Gijl-buis tot in het Bloed gebragt werd; waar uit blijkbaar is dat sommige lighamen vermageren en als uit-teeren, alleen zeg ik, door gebrek van voedzel; en deze zijn de hongerigste, veel eetende, zonder voedzel te genieten, en dat om deze dunne vergoorde gijl, die dan in de Maag sijpeld, prikkeld en honger verwekt, als boven gezegt is.
Hier by komen veeltijds Koorsen, zoo af- en aan-komende, als sluip-Koorsen, en dat voornamelijk na den eeten. Men moet weten, dat de lighamen, die te veel zuur hebben, met tragen afgang en weinig water-loo-
| |
| |
zing, dat deze zuure stoffe in het Bloed te lang vertoefd, welke vertoevinge een broeijende hitzigheid in het Bloed, en aldus het gantsche lighaam over brengt; het welke een zoort van sluip-Koorsen is, voornamelijk na den eeten: deze Koorsen hebben veeltijds geen zekere order, daarom zijn zy ongeregeld, na dat zy hartige, weeke, zoute, zuure, ligt-rottende, &c. spijzen genuttigd hebben; welke op haar manier verteerd zijnde, gaan deze Koorsen weder af; en quade spijzen ontmoetende, komen zy weder aan: die vorders meer van de Koorsen begeerd te leezen, zende ik na mijn Institutien en mijn Nieuw-ligtende Praktijk.
De Maijen in den Aars-darm zijn wel zoo schadelijk door de bank niet, maar egter heeft men wel bespeurd, dat zy den Aars-darm van tijd tot tijd hebben doorboord, zoo dat zy tot in den Onder-buik zijn doorgebroken, welke de lassen door-eetende, daar door zijn uitgekropen, ziet diergelijken exempel in mijn Collectanea Medico-physica ofte Hollands Jaar-Register.
In het begin zijn zy gemakkelijkst te verdrijven, want hoe de toevallen grooter werden, hoe de genezing trager toegaat. Alle nu die zig lang te Scheep, of te Lande in de Legers moeten onthouden, dienen zig voor al te voorzien van eenige bollen Knof-look, het
| |
| |
welk een van de heilzaamste middelen is, zoo om de Wormen voor te komen, als om te verdrijven, want het verteerd, en veegt alle slijm uit het lighaam weg; zoo dat de stoffe om de Wormen voort te teelen benomen werd: hier kan men ligtelijk alle dagen een weinig van door-slokken; of zoo men gelegendheid heeft of Brandewijn of Jenever te hebben, zoo kan hy die aan kleine stukjes snijden, en daar op zetten, drinkende daar dagelijks een weinig af. 't Is wel waar, dat het zeer stinkt, maar wat is beter deze stank te verdragen, of ongezond te blijven? Het is een Boere en een oude Wijfs raad zegt men, maar het geene van Boeren en oude Wijven komt, is zeker niet altijd verwerpelijk, want door dit middel heeft de Genees-konst zijn eerste aanvang genomen, wanneer men de Zieken op de hoeken der straaten stelde, zoo gaven de voor-by-gaande raad; welke raad, na dat de Zieke gezond was geworden, wierd aangeschreven, en in den Tempel van Aesculapius bewaard; eindelijk veele van diergelijke voorbeelden waargenomen hebbende, heeft men allengskens tot onzen huidigen dag toe, de redenen daar van onderzogt, en dus doende is de konst der Medicijnen tot de grootste van alle konsten opgeklommen, ja werd van de oudste Schrijvers Goddelijk genaamt.
Een tweede, dog gemeene raad is het Se-
| |
| |
men Santonici, ofte Worm-kruid, by een yder wel bekend: het welke men mede op de Schepen, en in de Legers ligtelijk onder zijn Bagagie kan voeren; van dit zaad mag men nu en dan om de Wormen, en het aangroeijen van slijm voor te komen, een halve Tinne-lepel, het zy gestooten of ongestoten, met eenig vogt innemen; maar by aldien daar reeds eenige Wormen zijn, moet men het alle dagen gebruiken, gelijk als mede de Look. Wanneer men het alzoo niet kan innemen, zoo zet men het een nagt op Wijn of Brandewijn, ook wel op Bier, en men vringt het door, het welke men dan moet indrinken. Het is wel vies en bitter van smaak, maar men ondervind, dat ’er tegens de Wormen al niet beter is als bittere Medicamenten: als daar zijn de
Recipe. Reinvaar, |
Myrrhe, |
Aloe, |
Saffraan, |
Alsem, |
Rhabarber, |
Coloquint, &c. |
Want de Wormen beminnen alle zoet; en wanneer zy nu een bittere gijl ontmoeten, zoo verhuizen zy ligtelijk van plaats, en werden gedrongen met de dikke drek tot in d’ onderste darmen te gaan logeren, maar alzoo zy
| |
| |
door de dikke drek, daar niet langer konnen huisvesten, te meer, om dat zy daar geen gijl vinden, werden zy door den dikken draf, allengskens door den afgang uitgelost, en daarom is het best, dat men yder reis een weinig Aloë daar by doet, om haar des te eerder te doen afschieten.
Een derde middel werd gemaakt van Quik-zilver, en van deze zijn verscheide bereidsels: onder welke gemeenlijk de Mercurius dulcis ofte zoete Quik gerekend werd, die men met tien en twintig greinen met eenig Purgeer-middel ingeeft. Want de bolletjes van het Quik-zilver zijn rond, welke door haar gewoel, die zy door de warmte des lighaams verkrijgt, alle de zuure deeltjes inslikt, en, dewijl het zuur uit lange stekende deeltjes bestaat, moet noodzakelijk volgen, dat deze ronde Quik-bolletjes vol pinnetjes steken gelijk een Eegel, ofte ongebolsterde Castanie; welke zoo zy van deze Wormen met de gijl ingezogen werden, zoo moeten zy door haar stekelen, welke nog in een geduurige beweginge zijn, de tengere ingewanden der Wormen beschadigen, en eindelijk om hals helpen; zoo dat zy dan ligtelijk door de vuiligheden afgedreven werden.
Vorders werden tegens de Wormen nog wel eenige Zuur temperende Middelen gebruikt, maar ik agt die zoo suffisant niet: als de
| |
| |
Recipe. Corallina, |
Cinnabaris, |
Corallum Rubrum, |
Album, |
Chalybeata, |
Vitriolum Martis, |
Veneris, |
Cornu cervi Crudum, |
Ustum, |
Antimonium, &c. |
Maar al is 't zaake dat deze dingen niet quaad zijn, zoo zijn zy egter niet bequaam genoeg om een menigte Wormen te dooden en af te drijven.
Van het Wormkruid-zaad kan men met zuiker eenige koekjes maken, mengende daar wat zoete Quik onder: of men laat ze in zoete Koek bakken, en aldus kan men die beide ligtelijk te Scheep ofte te Lande mede nemen en op zijn tijd gebruiken.
Ik hebbe verscheide Middelen tegens de Wormen, en onder allen een, daar men alle daag maar een vierde van een grein behoeft van in te nemen, waar mede men kan gaan en staan, eeten en drinken, en doen alles 't geen men dagelijks gewoon is te doen.
|
|