den van onder en boven, Walgen, Braken, Flauwten, Koors, Lamheid der Darm-zenuwen, doorboringe der Darmen, verstervinge, en de dood. De slijm opgeblazen werdende, veroorzaakt een uitzettinge zoo der Darmen als der Maag, welke blazen brekende, of van onderen of van boven geloost werden, het welk dan een verligtinge schijnt te veroorzaaken: zoo de zenuwen der Darmen, gevoegt zijn met die der Nieren, en gevolgelijk die der Nieren met de Maag, ontstaan daar trekkingen der Maag, en alzoo walgen en braken met onlust tot eeten: en, alwaar groote pijnen in een Lighaam zijn, daar heeft men Koors; die oorzaak geeft tot een dik en lijmig speeksel, hier uit ontstaat dorst en trek tot veel te drinken. De pijne somtijds schielijk ophoudende is een teyken dat ’er of lamheid is, of verstervinge der gedarmten.
Het swaarste weegt hier het swaarste, namelijk de onlijdelijke pijn, daarom moet men die zoeken te stillen, zoo ras het mogelijk is: hier toe ordonneert men aanstonds Klysteren, welke vry warm moeten gezet werden, op dat door het verwekken van afgang, ook de winden, die veel spanningen maken, mogen geloost werden: deeze maakt men van versch Bier, Melk, Vleis-sap, sout-water, Pis, &c. Waar onder men wat Brandewijn mengt, Sout, Seep, Terpentijn, Olie, &c. alles na