CCCCCIII. Hoofd-stuk. Virga aurea, Gulden-roeden.
D'Eerste heeft langwerpige, spits toeloopende, rontom seer weinig gekertelde, en duister-groene bladen, welke, hoe sy hooger aan de struik komen, hoe sy smalder werden. De struik is rond, groen, maar somtyds wat roodagtig, boven in verscheide takken gedeeld, en somtyds wel van twee voeten hoog; langs de takjes komen, yder op syn steeltjen, goud-geele bloemtjes, zynde de kruine geel, met de rontom staande smalle blaadjes: welke eindelyk in witte stuifjes vervliegen. De wortel is zeer veselig, en de knoest is bruin.
Een andere soorte verscheelt van de voorige niet, dan dat de bladen wat meer gekorven zyn.
Sy wassen meest in bosschagien, van waar sy in