CCCCCI. Hoofd-stuk. Viola tricolor, Herba Trinitatis, Penseen.
UIt een dunne veselagtige wortel komen verscheide, kantige en als geknoopte struikjes, wel een halve spanne hoog, dog meest ter aarden nedergebogen. De bladen zyn in het eerst wat rond, werdende daarna wat langwerpig, en rontom wat plomp getand ofte gekerft, en dese begroenen met eenen de struikjes; waar van sommige heel tot de middel-ribbe toe gesneden zyn. Van tusschen den schoot der blaadjes komen lange, ronde en dunne steeltjes, hebbende yder een vyf-bladig bloemtjen, van driederlei koleur, als purper, geel, wit, ofte ligt-blaauw, hebbende weinig reuk. De twee opwaarts staande, zyn of purper-blaauw, ofte bruin-paars violet, van welke koleur de randen van d'andere drie blaadjes somtyds mede deelagtig zyn, alhoewel dese drie wit ofte blaauw-koleurig zyn, ofte het onderste van een witte ofte blaauwe koleur. In 't midden deser bloemtjes heeft men gemeenlyk geel, waar mede in 't gemeen het onderste blad ook verciert is, die dan nog met eenige duistere purper-streeptjes door-regelt werden. Maar dese koleuren zyn seer verscheiden, en in d'eene meer dan in d'andere, na de plaatse daar sy groeijen. Daar na volgen daar zaad-bolletjes van groote als een aalbesie, welke open splytende veel klein, geel-bruin zaad uitstorten.
Men heeft van dese soorten die meest geel zyn, en ook die maar twee koleuren hebben.
Een tweede soort wast regt op met hare struikjes wel anderhalven voet hoog. De bladen daar aan zyn wat breedagtig, wat spitser toeloopende, en rontom