CCCCXCVIII. Hoofd-stuk. Vicia, Vitsen, Wikken.
SY wassen met vierkante en in veele takjes gedeelde struikjes, somtyds drie voeten lang, bewassen met langwerpige uitgespreide bladen, die wederom in veele andere kleendere, tengere, lang-ronde blaadjes tot haar middel-ribbe toe verdeelt zyn, loopende stomp uit, en hebbende aan het eind een klein veseltjen. Dese middel-ribbe eindigt in geen blad, maar gemeenlyk in drie klawiertjes; om daar by langs de hagen te klimmen. Van tusschen den schoot der blaadjes komen gemeenlyk twee donker-purpere bloemtjes, die van de boonen en erwten van maaksel gelyk. Na dese volgen daar breede, platagtige, langagtige, dog evenwel kleine peultjes, vervult met platagtige en als te samen geduwde, donker-koleurige zaaden, vyf of ses in getal; onaangenaam van smaak.
Sy wassen by de wegen en in de akkers onder het gezaaide van selver; sy bloeijen in de Lente en in de Somer.
Sy zyn voor groot en kleen vee, als mede voor de duiven voor een goed voedsel verstrekkende. Men segt dat de kooksels pis en afgang verwekken: uiterlyk kan men het in plaats van boone-meel gebruiken.