Den Neder-landschen herbarius ofte kruid-boek der voornaamste kruiden
(1698)–Steven Blankaart– Auteursrechtvrij
[pagina 597]
| |
soort: dese geeft ten eersten uit hare wortel langwerpig-breede, gladde, groene, ongedeelde ofte ongekerfde bladeren; maar die langs de struik wassen zyn grooter, langer, gemeenlyk in negen deelen tot de middel-ribbe toe doorsneden; dat is, aan eene middel-ribbe zyn veele lang-breede, en wat spits toeloopende bladen. De struik groeid dikwils hooger dan anderhalven voet, zynde glad, effen, kaal, hol en geknoopt, die yder aan beide zyden een blad hebben, dat is, twee en twee soldaten hebben de wagt by eene knoop: op de toppen der takjes komen verscheide kransjes, bestaande uit een vergaderinge van kleine, en als van een langwerpig, smal en klein halsjen zig selven open doende bloemtjes, zynde vyf-bladig, met weinige draadjes in het midden: zynde seer bleek purper-rood. De wortel is dwers en slim een vinger dik, vies van reuk: leggende somwylen half blood sonder aarde, alhoewel die zig in d'aarde met veele veselen vast maakt. De tweede is de groote wilde, heeft bladen veel grooter en donkerder groen, en aan beide zyden tot de middel-ribbe toe gedeilt, soo die eerst uitschieten als die aan de struik wassen: ook is yder deeling wel soo smal, en eenigsins gekerft. De struik is glad, kaal, geknoopt, en wel drie voeten somtyds hoog. De bloemtjes zyn mede in kransjes, bloemtjes en koleur de voorige gelyk. De wortelen zyn dun, bestaande als uit veele draden, zynde mede riekend. De derde is de kleenste wilde, dese wast ontrent een voet hoog, zynde de tamme van maaksel der bladen gelyk, maar kleinder: als mede de bloemtjes, zynde uit den ligten purper-wit. De worteltjes zyn dun, slim, en krom kruipende, met veele veselen behangen, maar hebben weinig reuks. | |
[pagina 598]
| |
De tamme vind men alleen in de kruid-hoven, maar de twee andere vind men in het wild, langs de rivieren en slooten. Sy bloeijen alle in 't laatste van Lente en in de Somerse maanden. De tamme is meest in gebruik, en voornamelyk de wortel: en dese bestaat uit fyne deeltjes, zynde dun-makende, sweet-dryvende, pis-dryvende, stonden verwekkende. Men gebruiktse tegens de pest, zyde-wee, verstoppingen van lever, milt en andere ingewanden: zy verdryft de koors. Van de wortel kan men kooksels maken, en uittreksels: men kanse op wyn setten, ofte een extract daar van maken. |
|