van de takjes: de blaadjes staan niet rontom de takjes, maar twee en twee over malkanderen, zynde groen en aangenaam van reuk, als de voorige: maar men vind van dese nog een ander (dog selden) met witte ofte gryse blaadjes, swaar en onaangenaam van reuk. De wortel is mede dun, veselagtig, hard, en houtig.
Sy werden hier alleen in de kruid- en moes-hoven onderhouden; blyven des Winters over, en bloeijen in de Somer: settende zig selven meest met afsetsels voort.
Het is fyn van deeltjes, bestaande uit een oliagtig fyn sout, het welke uit de doordringelyke en scherpe kampher-reuk blykt. Het is dan doordringende, losmakende, en vloeibaar makende: men kan het gebruiken in alle long-siekten, hoest, engborstigheid; tegens slymige magen, winden, oprupsingen: het maakt het dikke bloed vloeibaar, set de pis en stonden af: stilt buik-pyn, en is de verstyfde gevrigten en pesen dienstig. Hier van kan men de kooksels en uittreksels gebruiken: ook kan men het selvige op wyn setten en drinken: men kan daar van overhalen een geest, water, en fyne olie. Uiterlyk kan men stovingen, pappen en baden daar af maken.