CCCCLXVII. Hoofd-stuk. Taraxicum, Dens Leonis, Paarde-bloem, Hengste-bloem, Pape-kruid, Kanker-bloem.
UIt een lange dunne, van buiten geele, en van binnen witte wortel, komen veele langwerpige bladen, aan beide syden diep gesneden en gesnippelt; zynde groen, effen, kaal, en sappig: en dese leggen op d'aarde neder in 't rond: uit het midden van dese plant komen verscheide ronde, holle pypen, somtyds wel van een voet hoog. Op yder van dese koomt een bloeme alleen voort, van maaksel als een gouds-bloem, bestaande uit veele smalle blaadjes en draadjes, geel van koleur en liefelyk van reuk. Van onderen heeft sy veel groene blaadjes, die de bloem voor een koker verstrekt. Na de bloem heeft men een groote ronde bol met logtig guichel-hair, aan welkers onderste het zaad is, wat langagtig, en bruin: en dit vervliegt ligtelyk weg. De bladen, bloem, stelen en wortel sagjes gebroken zynde, geven een wit, melkagtig en bitter sap uit. Dit kruid is seer veranderlyk in de gedaante van de bladen, die dan nu min en dan meer gesneden zyn: