CCCCLXI. Hoofd-stuk. Spinachia, Spinagie.
ONder de soorten van Meijer kan men de Spinagie rekenen, welkers bladen sagt en breed zyn, donker-groen, spits-toeloopende, maar agter breeder en wat uitgerekt, makende een driehoek byna uit, gelyk als met ooren; yder heeft syn eigen steel. De struik wast somtyds wel drie voeten hoog, is rond, hol, en mede als met vooren beblaad. De bloemtjes zyn als druifs-gewys in een gepakte en gedronge groene, veselige ofte mosagtige bloed-gedaante, die langs de steeltjes wassen, waar na (soo my heugt) gemeenelyk dikke, driekantige, doornige zaden volgen. De wortel is wel lang, wit, maar met veselen behangen.
Het moet alle jaren gesaaid werden, alsoo de wortel van de winter werd vernielt, ten ware sy in de Herfst gesaaid was, om die vroeg te konnen hebben in het voorjaar.
Sy doet den buik week maken, en daarom werd sy in de keuken gestoofd, en op de tafel geset, gemeenlyk met suiring toebereid. Men kan het, met een woort, voorts gebruiken als de Beet en Keesjesbladen.