in de kruin een groote menigte lang, en dik zaad, dat byna rond is, van boven wat breed, maar loopt van onderen wat spits toe: der selver bast is swart, ofte met wit en swart gestreept: het merg is van binnen wit. Voorts volgen na dese bloeme nog verscheide andere uit den schoot der bladen, maar kleinder. De wortel is redelyk dik en lang.
Een tweede is dese gelyk, maar verdeelt zig boven in verscheide takken, waar aan mede seer veel diergelyke bloemen komen, maar veel kleinder.
Een derde is van bladen en langte beide de voorige gelyk, maar brengt hier geen bloemen voort, maar niet herts-gewyse, maar ruits-gewyse, en de wortelen zyn alle bruine en knoestige, byna ronde knobbelen, die van binnen wit zyn en vast; waar van een soort heel laf en walgelyk soet zyn, en als de stoel van een Artichokke smaken: en dese noemt men Artichokken onder d'aard: maar een andere soort smaakt soo laf niet, maar byna als een Aard-aker, ofte gekookte Peer, en werden Aard-peeren genaamt.
D'eerste en de tweede werden om hare bloemen in de bloem-hoven geplaatst. d'Eerste moet alle jaar van nieuw zaad voortkomen, alsoo de wortel alle jaar vergaat. De tweede koomt niet alleen van zaad voort, maar vermeerdert zig mede door syn wortel; en dese bloeijen de meeste Somer door. De derde vind men in de moes-hoven, en weiden, alleen maar om hare wortelen voortgefokt: welke gekookt werden, en als een salade met oli, ofte boter en edik gegeten; ofte sy werden by vleis gekookt. Deser kleinder wortelen laat men des winters in d'aard, en geven het aanstaande jaar weder nieuw lof, en grooter wortelen.