CCCCLII. Hoofd-stuk. Soldanella, Zee-Winde, Sautenelle.
DIt gewas noemen sommige Zee-kool ofte Brassica marina, maar de reden daar van kan ik niet bevroeden, alsoo het gantsche gewas de minste gelykenis niet heeft na eenige soort van koolen. Het heeft dan dunne, ronde, roodagtige rankjes, gelyk de kleine Winde, kruipende langs d'aarde heen. De blaadjes zyn byna rond, glad en blinkende, hebbende yder een lang steeltjen. De bloemtjes staan mede op steeltjes, kloks-gewyse gemaakt, bleek-purper roodagtig ofte ligt lyfverwig: hier na volgen ronde zaad-huisjes met swartagtig zaad. De wortel is dun, lang, en met weinige veselen behangen.
Men vind het in Zeeland aan de Westkappelsen dyk, en langs de Zee-oevers van Holland en Vlaanderen. Het bloeid in de Somer.
Het smaakt gemeenlyk bitter en sout, met een bytende scherpigheid gemengt: het is van deelen als de middel-bast van de Vlier ofte Water-vlier, Ebulus genaamt, want het reinigt darmen en maag van alle slym en water: daarom werd het de Water-zugtige wel ingegeven: maar het is selden in gebruik.