CCCCLI. Hoofd-stuk. Solanum, Solatrum, Uva Lupina, Nagt-schade, Naskaye.
DE gemeene Nagt-schade wast als een getakt heestertjen, met een groene, ronde struik, een voet ofte anderhalf hoog. De bladen zyn redelyk groot, breed, lang, donker-groen, en wat spits-toeloopende, hebbende yder zyn eigen steel: dese zyn gemeenlyk ongeschaart, maar ik hebse gesien tot Vianen, die min ofte meer gehoekt en getand waren. Op eene steel komen weder vyf ofte ses kleinder steeltjes, hebbende yder op haar eind een vyfbladig wit bloemtjen, en in het midden een geele uitstekende, spitse verheventheid, als een punt: na welke eerst nederwaarts hangende groene besien volgen, bedekt van eenige groene geblade groenigheid, gelyk de aardbesien hebben: dese werden allenxkens swart, zynde vol van een donker-groen sap, en vervult met verscheide zaad-korlen. De wortel is dun, en meest uit veselen bestaande, en wit.
Sy wast in 't wild in de moes-hoven, en langs de wegen, welke grooter en kleinder is, na dat d'aarde goed is. Het bloeid de meeste Somer door, en in den Herfst siet men de rype besien.